nummer: 10/1359/GV
betreft: [klager] datum: 16 juni 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 mei 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zich aangemeld want hij wil af zijn van zijn straf. Klager hoopt de beroepscommissie op een positieve gedachte te brengen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat hij zich gemeld heeft om af te zijn van zijn opgelegde vrijheidsstraf. Klager heeft zich op 11 september 2000 onttrokken aan zijn detentie en heeft kennelijk het land verlaten. Nu er in zijn persoonlijke omstandigheden zaken zijn
veranderd, heeft hij zichzelf gemeld, om zoals hij zegt af te zijn van die straf. Een onttrekking aan detentie, hoewel lang geleden, is een contra-indicatie om in te stemmen met het eerste verzoek om in aanmerking te komen voor algemeen verlof. Vooral
het feit dat hij Nederland heeft verlaten, doet vermoeden dat hij ook niet van plan was om zijn straf uit te zitten.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de penitentiaire inrichting Krimpen aan de IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft geen bezwaar ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3,5 jaar wegens overtreden van de Opiumwet. Klagers einddatum valt op of omstreeks 11 maart 2011.
4. Klager heeft zich van 11 september 2000 tot en met 21 oktober 2009 onttrokken aan detentie. Op 21 oktober 2009 is klager gearresteerd en sindsdien zit hij weer gedetineerd. Gelet op het vorenstaande is de vrees dat klager zich tijdens een te
verlenen verlof aan zijn detentie zal onttrekken gerechtvaardigd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt.
Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 16 juni 2010
secretaris voorzitter