Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0651/GB, 11 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/651/GB

Betreft: [klager] datum: 11 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 februari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere dan wel de gevangenis Alphen aan de Rijn afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 31 juli 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Leeuwarden.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op de verzochte overplaatsing is ten onrechte niet met redenen omkleed beslist. Klager herkent zich niet in de stelling van de selectiefunctionaris, inhoudende dat hij slechts geselecteerd wil worden voor de p.i. Almere en dat hij zijn verzoek zou
hebben ingetrokken. Volgens klager heeft hij slechts aangegeven niet naar Hoogeveen, Zutphen of Vught te willen verhuizen en wel naar een inrichting in het westen van het land zodat hij alsnog bezoek kan ontvangen. Thans ontvangt klager geen bezoek.
Klager heeft ook een zwaarwegend belang bij overplaatsing omdat hij in de p.i. Leeuwarden zonder toereikende grond stelselmatig gevisiteerd en gefouilleerd wordt en aan andere vergaande toezichtmaatregelen wordt onderworpen. Dit levert een vergaande en
onrechtmatige inbreuk op klagers recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam en privacy op. Meerdere beklag- en beroepszaken heeft klager al gewonnen, doch hij wordt nog steeds zo bejegend. Klager stelt ten onrechte op de lijst Gedetineerden met een
Vlucht- en Maatschappelijk risico (GVM) te staan, terwijl er nooit contrabande is aangetroffen en hij zich goed heeft gedragen in de p.i. Leeuwarden. Er zijn nimmer onderliggende stukken en andere rapportages door de directeur ingebracht ter
onderbouwing van beslissingen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In eerste instantie heeft klager aangegeven geplaatst te willen worden in de p.i. Alphen aan de Rijn. Dat verzoek kon niet gehonoreerd worden. Met klager is besproken dat de p.i. Almere wel mogelijk wordt. Aangezien de formele bestemming voor de p.i.
Almere gevangenis nog niet is geformaliseerd, is in overleg met klager afgesproken dat zijn verzoek wordt afgewezen. Wanneer de bestemming voor de p.i. Almere wordt gewijzigd in een gevangenis stelt de directeur van de p.i. Leeuwarden klager opnieuw
voor, voor plaatsing in de p.i. Almere. Klager is akkoord gegaan met deze uitvoering en heeft aangegeven dat hij zijn overplaatsing in de p.i. Leeuwarden wil afwachten.
Het gegeven dat klager op de lijst GVM staat vermeld en de vraag of de directeur deze informatie wel of niet gebruikt is voor wat betreft de beslissing van de selectiefunctionaris niet relevant. Het enkele feit dat klager op de lijst GVM staat is voor
een selectiebeslissing wel relevant. Overigens meldt de p.i. Leeuwarden een aantal incidenten. Dit in tegenstelling tot wat in het beroepschrift wordt vermeld, namelijk dat klager zich goed heeft gedragen en er nooit contrabanden zijn aangetroffen.

4. De beoordeling
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft op 23 februari 2010 de selectiefunctionaris schriftelijk geïnformeerd over een overleg met betrekking tot de overplaatsing. Vermeld staat dat klager heeft aangegeven dat hij in de p.i. Leeuwarden wil blijven
tot
het moment dat de p.i. Almere overgaat van een huis van bewaring naar een gevangenis. Tevens wordt aangegeven dat klager op de hoogte is gesteld van dit advies en akkoord is. De selectiefunctionaris mag in redelijkheid uitgaan van de juistheid van dit
document en zijn beslissing hierop baseren. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 11 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven