Nummer: 10/670/GB
Betreft: [klager] datum: 31 mei 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.B.E. van Kan, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 maart 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te over te plaatsen naar het PPC (Penitentiair Psychiatrisch Centrum) locatie Maastricht ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 18 april 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Grave. Op 23 december 2009 is hij overgeplaatst naar het PPC locatie Maastricht.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft de beslissing op bezwaar niet tijdig genomen. Daarmee is feitelijk sprake van een fictieve weigering waarmee in het voordeel van klager rekening gehouden dient te worden.
Klager betwist dat hij valt onder de definities zoals neergelegd in artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Klager betwist dat hij meer begeleiding en medische zorg nodig heeft. Ook
betwist hij dat hij uitsluitend overeenkomstig de mogelijkheden van het PPC-regime kan worden geplaatst. Hij kan bijvoorbeeld in Grave worden geplaatst. Hij heeft daar geruime tijd zonder problemen verbleven. Het is voor klager niet te bevatten waarom
hij nu ineens niet meer te hanteren zou zijn, terwijl zijn functioneren niet wezenlijk verschilt in vergelijking tot de periode voorafgaand aan de selectiebeslissing. Hij heeft immers verbleven in een regime dat bedoeld is voor personen die in staat
zijn om in een gemeenschap te functioneren en deel te nemen aan het activiteitenprogramma. De selectiebeslissing staat haaks op het regime waarin klager voor die tijd zonder problemen heeft verbleven.
Verder is er, zou klager al voldoen aan de voorwaarden in artikel 20c van de Regeling, sprake van beleidsvrijheid. De selectiefunctionaris kan plaatsen in een PPC. Hij hoeft daartoe niet te beslissen. Het had dan ook op de weg gelegen om klager, mede
gelet op het verloop van de detentie, niet over te plaatsen.
Meer zorg en begeleiding zou er nodig zijn. Maar kijkend naar het functioneren, blijkt alleen dat klager als lastig ervaren wordt. Er is geen sprake van een stoornis of problematiek die plaatsing in een PPC rechtvaardigt. Voor zover bekend heeft klager
geen verslavingsproblematiek, de urinecontroles zijn negatief. Evenmin is sprake van een verstandelijke beperking. De mate van risico is normaal. Tijdens het verblijf op de EZV heeft hij geen rapporten gekregen en is hij niet in observatie geplaatst.
Het indicatiebesluit biedt geen concrete aanknopingspunten voor een overplaatsing. Er wordt niets uiteengezet over een ziektebeeld.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was een storende factor op de EZV/BZA. Men kon hem daar niet goed begeleiden. Klager heeft een hoger niveau van zorg nodig om hem adequaat te kunnen begeleiden. In de selectierapportage staat vermeld dat klager op de hoogte is gesteld van het
advies en akkoord is. De afwegingen die zijn gemaakt en die hebben geleid tot de genomen beslissing conform het wettelijk kader, kunnen niet als onredelijk of onbillijk worden beschouwd.
4. De beoordeling
4.1. Het PPC locatie Maastricht is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Artikel 20c van de Regeling bepaalt dat in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie:
a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd;
b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.
De memorie van toelichting geeft aan dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van artikel 14
van de Pbw).
4.3. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen.
In de memorie van toelichting bij artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de
behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”
4.4. In het Verkort Indicatiebesluit Forensische Zorg wordt onder meer aangegeven dat klager vanwege zijn psychische gesteldheid meer zorg en aandacht nodig heeft dan hem in de BZA-groep geboden kan worden, dat meer structuur en duidelijkheid is
geïndiceerd en dat klager gezien het huidige beeld baat zou hebben bij een opname in het PPC. Verder wordt aangegeven dat klager meer zorg, begeleiding en structuur nodig heeft in afwachting van een GGZ-plaatsing.
In het selectieadvies staat dat gelet op het verzoek van de psycholoog het advies is om klager over te plaatsen naar het PPC locatie Maastricht. Klager is op de hoogte gesteld van dit advies er is akkoord.
De beroepscommissie komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid kon beslissen tot overplaatsing naar een PPC.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 31 mei 2010
secretaris voorzitter