nummer: 09/2945/TA en 09/2928/TA
betreft: [klager] datum: 7 juni 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
het hoofd van het forensisch psychiatrisch centrum De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, en
[...], verder te noemen klager, namens hem ingediend door mr. J.A.M. Kwakman,
gericht tegen een uitspraak van 6 oktober 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. J.A.M. Kwakman, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].
Klagers raadsvrouw heeft meegedeeld dat klager niet ter zitting zal verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep van belang:
a. een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel ingaande op 26 mei 2009;
b. een ordemaatregel van separatie ingaand op 26 mei 2009 volgend op a.;
c. een ordemaatregel van afzondering ingaande op 30 mei 2009;
d. een ordemaatregel van afzondering of separatie ingaande op 16 juni 2009 en
e. klager is in zijn belangen geschaad doordat hem een ordemaatregel van afzondering is opgelegd en niet via een strafrechtelijke procedure in verzekering en in bewaring is gesteld.
De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder d. voor wat betreft de periode van 16 juni 2009 tot 27 juni 2009 gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van
€ 100,= toegekend. De beklagrechter heeft, overigens zonder dit expliciet in de beslissing te vermelden, het beklag onder d. voor wat betreft de overige perioden en onder a. tot en met c. ongegrond verklaard en klager met betrekking tot het beklag
onder
e. niet-ontvankelijk verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De klacht, voor zover die gegrond is verklaard, had enkel formeel gegrond moeten worden verklaard en niet volledig gegrond. Voorts is een te hoge tegemoetkoming toegekend voor een formeel verwijt. Een verlengingsmachtiging is niet noodzakelijk als het
verblijf niet onafgebroken is. Het gaat niet om dezelfde ordemaatregelen. De verlengingsmachtigingen van 27 juni 2009, 25 juli 2009 en 22 augustus 2008 zijn tijdig aangevraagd en verkregen. De eerst opgelegde ordemaatregel van 19 mei 2009 had niet
bepalend hoeven te zijn voor de termijn van 28 dagen.
Op 26 mei 2009 werd duidelijk dat klager ervan verdacht werd een medepatiënt in elkaar te hebben getrapt. Het was van belang in verband met de orde en de veiligheid om partijen uit elkaar te houden. Klager was mogelijk agressiever dan werd vermoed.
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager was afgezonderd vanaf 26 mei 2009. Zijn raadsvrouw heeft met hem gesproken. Hij zou haar de beslissing toesturen, omdat hij beklag wilde
indienen,
maar dat lukte maar niet. Volgens sociotherapie zou klager niet in beklag willen en haar ook niet willen spreken. De raadsvrouw kwam daar niet doorheen.
Als klager volgens het strafrechtelijke circuit in verzekering en in bewaring was gesteld dan had hij effectievere rechtsmiddelen kunnen aanwenden om de situatie aan te vechten. Er had een strafrechtelijk onderzoek moeten plaatsvinden. Er was geen
reden
om hem in afzondering te plaatsen. Er hadden minder vergaande middelen gebruikt kunnen worden.
Het beklag is zowel formeel als materieel gegrond. De periode dat klager gesepareerd was en afgezonderd dient bij elkaar opgeteld te worden.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van het hoofd van de inrichting overweegt de beroepscommissie het volgende.
De gegrondverklaring door de beklagrechter van het beklag onder d. (de aaneensluitende afzondering van klager ingaande op 16 juni 2009) behelst naar het oordeel van de beroepscommissie een materiële gegrondverklaring gezien hetgeen de beklagrechter
daarover heeft overwogen, ook al is dit in de beslissing niet met zoveel woorden vermeld.
Uit artikel 34, tweede lid en vierde lid, Bvt en de Memorie van toelichting op dit artikel volgt dat een ononderbroken verblijf in afzondering of separatie ten hoogste vier weken duurt behoudens verlenging en dat het hoofd van de inrichting de
afzondering of separatie telkens met een schriftelijke machtiging van de Minister met ten hoogste vier weken kan verlengen. Anders dan het hoofd van de inrichting leest de beroepscommissie hierin dat voor de beoordeling van termijnen de maatregelen van
artikel 34 Bvt cumuleren.
Vast is komen staan dat klager met ingang van 19 mei 2009 is afgezonderd. Op 26 mei 2009 is de afzondering voortgezet, welke afzondering later die dag is omgezet naar separatie. De aaneensluitende periode van separatie/afzondering is naar het oordeel
van de beroepscommissie niet volledig gedekt door een schriftelijke machtiging. Deze machtiging is immers afgegeven op 26 juni 2009, terwijl de termijn als bedoeld in artikel 34, tweede lid, Bvt op 16 juni 2009 was verstreken. Derhalve is de periode
van
16 juni 2009 tot 26 juni 2009 niet door een machtiging gedekt.
Ten aanzien van de hoogte van de terzake door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat de inrichting niet alleen in verzuim is geweest voor wat betreft bovenvermelde machtiging. Niet duidelijk is geworden door wie de
beslissing van 26 mei 2009, 15.00 uur is genomen, terwijl dit een aan het hoofd van de inrichting voorbehouden beslissing betreft in de zin van artikel 7, vierde lid, Bvt. Voorts staat in de beslissing van 26 mei 2009, 14.15 uur niet vermeld in welke
ruimte de afzondering wordt tenuitvoergelegd.
Het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat een tegemoetkoming van € 100,=, zoals door de beklagrechter is toegekend, passend is.
De beroepscommissie zal derhalve het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen.
Ten aanzien van het beroep van klager overweegt de beroepscommissie het volgende.
Met betrekking tot de onderdelen a. tot en met d. is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beoordeling kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel e. overweegt de beroepscommissie dat het beklag gericht is tegen oplegging van een ordemaatregel en dat klager in zoverre alsnog kan worden ontvangen in het beklag.
De beroepscommissie is van oordeel dat de ordemaatregel is genomen in verband met de orde en veiligheid in de inrichting met het doel om dader en slachtoffer uit elkaar te halen en voldoende duidelijk is gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beklag
alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van de onderdelen a. tot en met d. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van onderdeel e. de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 juni 2010.
secretaris voorzitter