Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2678/GA, 7 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2678/GA

betreft: [klager] datum: 7 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.K. Jap-a-Joe, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 september 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis/ISD Wolvenplein te Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 februari 2010 heeft de behandeling van het beroep plaatsgevonden. Daarvan is een verslag opgemaakt, welke aan deze uitspraak is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast en herhaald dient te worden
beschouwd.
De beroepscommissie heeft de behandeling van het beroep aangehouden tot 25 maart 2010. Zij heeft de directeur verzocht om schriftelijke inlichtingen te verschaffen. Afschriften daarvan zijn op 15 maart 2010 doorgestuurd naar klager en diens raadsvrouw.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2010, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. K. van der Lee, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de gevangenis/ISD Wolvenplein, en [...],
afdelingshoofd. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de beslissing om klager alleen te laten recreëren.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef in een zorggroep. Er waren geen andere gedetineerden in de zorggroep, dus recreëerde hij alleen. Klager hoort niet in de zorggroep. Hij werd niet gepest. Klager wil met andere gedetineerden recreëren. Hij mag wel met andere
gedetineerden
aan groepsgesprekken deelnemen. Klager wil normaal behandeld worden. Hij wil leren omgaan met mensen en hij mist de gezelligheid van een groep.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen schriftelijke beslissing van het feit dat klager in een zorggroep geplaatst is, omdat sprake is van een interne overplaatsing. Op advies van de psycholoog is klager in de zorggroep geplaatst. Het betreft een standaard zorggroep voor ISD’ers.
Daar geldt een regime van beperkte gemeenschap. In de zorggroep verblijven minimaal vier en maximaal zeven personen. Er is meer personeel aanwezig, zodat extra persoonlijke begeleiding kan worden gegeven. Klager heeft meer begeleiding nodig in een
grote
groep. Zonder begeleiding ontstaan er problemen. Zo volgde ook uit de Leefstijl-module. Het pesten speelde zijdelings mee, maar dat was geen reden voor de plaatsing in de zorggroep. Klager werd behandeld als ISD’er. De wijze van luchten en recreëren
verliep als gewoonlijk voor een ISD’er, dus gezamenlijk. Daarbij wordt opgemerkt dat de gedetineerden voor zichzelf bepalen of en hoe lang zij gaan luchten en recreëren.

3. De beoordeling
In dit geval heeft de directeur besloten om klager in een zorggroep te plaatsen. Uit de toelichting van de directeur volgt dat die beslissing is genomen op basis van klagers gedrag. Het pesten heeft daarbij slechts zijdelings een rol gespeeld. Klager
verbleef in een regime van beperkte gemeenschap. In een dergelijk regime geldt in beginsel dat de gedetineerden gezamenlijk recreëren. Uit de toelichting van de directeur volgt dat de situatie zich kan voordoen dat slechts enkele gedetineerden
deelnemen
aan de recreatie. De medegedetineerden zijn daarin vrij in hun keuze. Er is dan ook geen sprake van een beslissing inhoudende dat klager alleen dient te recreëren. Nu geen sprake is van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste
lid, van de Pbw, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 juni 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven