nummer: 10/987/GV
betreft: [klager] datum: 7 juni 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 maart 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. M.J. Lamers, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Op 21 januari 2010 is de ex-partner van klager overleden. Naar aanleiding hiervan is hij vanuit zijn detentie in Duitsland overgebracht naar Nederland. Klager wil graag strafonderbreking om zijn kinderen de
zorg en aandacht te geven die zij nodig hebben. Klager heeft altijd een sterke band met zijn kinderen gehad. Tijdens zijn detentie in Duitsland heeft hij schriftelijk en telefonisch contact met hen gehad. Zijn kinderen hebben hem nu hard nodig en
klager
moet veel voor hen regelen.
Namens klager is het volgende aangevoerd. Niet duidelijk is waarom klagers verzoek om strafonderbreking is afgewezen. Er is sprake van een bijzonder geval in de persoonlijke levenssfeer van klager, nl het overlijden van de moeder van zijn kinderen.
In de periode van klagers detentie in Duitsland is geen sprake geweest van fysiek contact tussen klager en zijn kinderen. Wel was sprake van regelmatig telefonisch en briefcontact. In de jaren voorafgaand aan klagers detentie, van 2002 tot 2005,
verbleven de kinderen bij klager. Klager wil graag enige dagen intensief contact hebben met zijn kinderen om het overlijden van hun moeder te bespreken en een plaats te geven. Een gesprek met een dergelijke lading kan niet binnen een penitentiaire
inrichting plaatshebben.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gedurende klagers detentie in Duitsland is zijn ex-partner op 21 januari 2010 overleden. Klager is middels de Wots-procedure naar Nederland gekomen op 24 februari 2010.
Het geregistreerd partnerschap tussen klager en zijn ex-partner is op 17 december 2002 met wederzijds goedvinden beëindigd. De moeder van de kinderen had het ouderlijk gezag. Tijdens de detentie van klager heeft hij geen contact gehad met de kinderen.
Klager is sedert 20 augustus 2008 gedetineerd en ook voor die tijd was het contact niet goed. Het is de uitdrukkelijke wens van de moeder dat de kinderen na haar overlijden bij haar broer zouden worden ondergebracht. Dit is ook gebeurd. Zij gaf aan dat
de kinderen contact en omgang met hun vader kunnen hebben als zij daar behoefte aan hebben.
Op dit moment is er geen dringende noodzaak om aan klagers verzoek te voldoen. Als de kinderen aangeven hun vader te willen zien kunnen zij hem bezoeken in de gevangenis.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en negen maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 juni 2012.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond
van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor onder meer de verzorging van een ernstig ziek of in levensgevaar verkerend kind. Hiervan is in dit geval geen sprake. Klager wil de band met zijn kinderen versterken en diverse
inschrijvingen voor hen regelen. De regeling voorziet niet uitdrukkelijk in een dergelijke situatie. Ook overigens ontbreekt de noodzaak voor het verlenen van enige vorm van verlof. Klager is inmiddels gedetineerd in Nederland. Zijn kinderen kunnen bij
hem op bezoek komen. Niet is gebleken dat zij van deze mogelijkheid gebruik maken. Klager dient nog zeker twee jaar detentie te ondergaan.
De kinderen zijn na het overlijden van hun moeder ondergebracht bij de broer van de moeder; onder deze omstandigheden is niet gebleken van de bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 34 van de Regeling.
Gelet op al het vorenstaande kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 juni 2010.
secretaris voorzitter