nummer: 17/1061/GA
betreft: [klager] datum: 20 juli 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Hoogenraad, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 22 maart 2017 van de beklagcommissie bij het Pieter Baan Centrum te Utrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juni 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsman mr. W. Korteling.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van het Pieter Baan Centrum (PBC) heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Hij verwijst naar zijn standpunt zoals ingenomen bij de beklagcommissie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft beslissing van 15 februari 2017 inhoudende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen en de verlenging van deze maatregel op 22 februari 2017 voor de duur van zeven dagen (2017/5).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsman verzoekt de behandeling van het beroep aan te houden. Klager heeft zich pas op 16 juni 2017 tot hem heeft gewend voor rechtshulp. De raadsman heeft het dossier ontvangen op 21 juni 2017 en klager op 23 juni 2017 telefonisch gesproken. Op 26 juni 2017 heeft de raadsman klager wederom gesproken.
Inhoudelijk wordt aangevoerd dat aan klager meteen toen hij binnenkwam in het PBC een ordemaatregel werd opgelegd, terwijl de directeur klager niet eens had gezien. Enkel op basis van informatie van anderen is klager afgezonderd. Klager heeft geen moeite met de observatie. Er is geen enkel incident geweest dat heeft geleid tot oplegging van de maatregel. Het is onvoldoende om op basis van informatie uit het verleden te beslissen dat iemand afgezonderd moet worden. De directeur heeft zich onvoldoende ingespannen om alternatieven aan te bieden. Hiervoor wordt verwezen naar de artikelen 19 tot en met 22 van de Pbw. Er is geen maatwerk geleverd en het vorenstaande is in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Vervolgens is de maatregel verlengd. De verlenging is tegenstrijdig, omdat in de beslissing is vermeld dat de voorgaande week zonder incidenten is verlopen. Klager verbleef in een individueel programma en hij ging goed om met de begeleiding. De conclusie dat er noodzaak was om de maatregel te verlengen is onbegrijpelijk. Hiervoor was geen enkele grond. Bovendien is de beslissing niet onverwijld uitgereikt. Klager wil een tegemoetkoming.
De directeur heeft in beroep volhard in zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen. De raadsman heeft dossier, dat niet omvangrijk is, op 21 juni 2017 ontvangen. Tevens heeft de raadsman tweemaal contact gehad met klager zodat er gelegenheid was het beroep inhoudelijk te bespreken.
De beroepscommissie overweegt dat bij het opleggen van een ordemaatregel niet volstaat te verwijzen naar maatregelen die de gedetineerde eerder zijn opgelegd in een andere inrichting, zonder daarbij een eigen belangenafweging te maken. Omstandigheden die onderdeel kunnen uitmaken van deze individuele belangenafweging zijn onder meer het gedrag dat een gedetineerde in de (voorgaande) detentiesituatie vertoont/vertoonde en eventueel extra toezichts- of beperkende maatregelen die hem zijn opgelegd.
Klager is op 15 februari 2017 overgeplaatst naar het PBC vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. In de p.i. Vught verbleef klager de afgelopen jaren in een individueel programma. Ook gold ten aanzien van het hem het zogenoemde boeienregime.
Een intakemedewerker van het PBC heeft in het kader van de aanstaande plaatsing van klager in het PBC een bezoek gebracht aan de p.i. Vught. Voorts is klager bij opname door de directeur van het PBC gehoord. Op basis van de verstrekte informatie, in combinatie met het feit dat klager een nieuwe gedetineerde was in het PBC, kan de beslissing om klager niet in groepsverband te observeren, maar eerst een week af te zonderen, niet onredelijk en onbillijk worden geacht. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt en hierbij heeft beslist om het zogenoemde boeienregime niet over te nemen.
Met betrekking tot de verlenging van de ordemaatregel oordeelt de beroepscommissie dat deze beslissing onvoldoende gemotiveerd is. Zo is de noodzaak om de maatregel te verlengen in het kader van de orde en veiligheid op geen enkele wijze onderbouwd. Bovendien is de mededeling van deze maatregel niet onverwijld uitgereikt, zoals in artikel 58, eerste lid, van de Pbw is voorgeschreven. Het beroep is daarom gedeeltelijk gegrond. Nu de gevolgen van de verlengingsbeslissing van de maatregel niet meer ongedaan te maken zijn, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie beslist als volgt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het aanhoudingsverzoek af. Zij verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gericht tegen de verlenging van de maatregel alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 juli 2017.
secretaris voorzitter