Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0481/GB, 31 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/481/GB

Betreft: [klager] datum: 31 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.E.M. Jacquemard, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 februari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Westlinge te Heerhugowaard met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau als
bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 14 juli 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem. Op 1 februari 2010 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Westlinge te Heerhugowaard als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de
Regeling. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 12 november 2010.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris is van mening dat het Openbaar Ministerie legitieme argumenten aanvoert tegen het verlenen van verloffaciliteiten, vanwege de aard van het delict en de maatschappelijke onrust. Bovendien heeft de directeur van de inrichting
aangegeven dat klager graag geplaatst wilde worden in een beperkt beveiligde inrichting zonder regimair verlof. Klager bestrijdt dit. Hij hecht juist aan regimair verlof, niet omdat dit meer mogelijkheden voor hemzelf schept, maar om zijn moeder bij te
kunnen staan. Zij heeft het zwaar met hetgeen is gebeurd. Klagers verlof wordt geweigerd omdat hij tijdens zijn delict geweld heeft gebruikt. Dat was absoluut niet de bedoeling en klager betreurt het erg. Volgens klager is hij niet gewelddadig. Klager
heeft nooit eerder gevochten of iets anders gewelddadig gedaan. Klager is met de verkeerde mensen omgegaan en heeft daar veel spijt van. Klager wil gewoon graag een weekend met zijn moeder doorbrengen want ze heeft het heel moeilijk met klagers
detentie.
Het delict heeft zich afgespeeld op 21 april 2009, terwijl klager nog minder dan negen maanden gevangenisstraf dient te ondergaan. Uit het voorlichtingsrapport van 22 oktober 2009 blijkt dat het recidiverisico laag is. Klager is first offender.
Klager is van mening dat hij ten onrechte geplaatst is in een gevangenis als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Haarlem heeft klager voorgesteld voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) zonder regimair verlof. Klager is veroordeeld voor diefstal met geweld tot een gevangenisstraf van twee jaar. Klager heeft zelf
verzocht om plaatsing in een b.b.i., maar de inrichting geeft echter ook aan dat klager een voorkeur heeft voor plaatsing in een b.b.i. zonder regimair verlof.
Het Openbaar Ministerie heeft in eerste instantie geen executie-indicator afgegeven. De Officier van Justitie is om advies gevraagd en deze heeft op medio december 2009 aangegeven bezwaar te maken tegen het verlenen van vrijheden aan klager op grond
van de maatschappelijke onrust en mogelijke confrontatie met het slachtoffer. De Officier van Justitie acht het te vroeg om klager in een inrichting met regimair verlof te plaatsen.
Op grond van het advies van het Openbaar Ministerie en klagers voorkeur acht de selectiefunctionaris klagers bezwaar- en beroepschrift merkwaardig, tenzij de directeur van de p.i. Haarlem een vergissing heeft gemaakt. Hiervoor zijn echter geen
aanwijzingen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit het selectieadvies van de p.i. Haarlem van 13 januari 2010 blijkt dat klagers gedrag in de inrichting goed is. Klager had verzocht om plaatsing in een b.b.i. en zou daar op grond van de objectieve criteria ook voor in aanmerking kunnen
komen. Bij insluiting is destijds geen executie-indicator door het Openbaar Ministerie afgegeven. Vanwege de aard van het delict is de Officier van Justitie om advies gevraagd en deze heeft medio december 2009 laten weten tegen plaatsing in een b.b.i.
te zijn op grond van de maatschappelijke onrust en kans op confrontatie met het slachtoffer. Het Openbaar Ministerie vindt het nog te vroeg om klager in een b.b.i. te plaatsen. Op 12 januari 2010 is alsnog een executie-indicator afgegeven.
De inrichting acht klager een geschikte kandidaat voor plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling. Gezien het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr.S.A.H. de Bruin, secretaris, op 31 mei 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven