nummer: 17/1279/GA
betreft: [klager] datum: 13 juli 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 5 april 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Complex Zaanstad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het Justitieel Complex Zaanstad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag (ZS-JA-2017-6) betreft de beslissing van de directeur van 2 januari 2017, inhoudende de verlenging van een eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 25 januari 2017 heeft de zitting van de beklagrechter plaatsgevonden, terwijl pas op 5 april 2017 uitspraak is gedaan. Dit is niet conform artikel 67, eerste lid, van de Pbw. Klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming voor de periode van termijnoverschrijding. De schorsingsvoorzitter heeft het schorsingsverzoek toegewezen, maar de beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard. Dit is een onjuiste beslissing. In de beslissing tot a-dwangbehandeling wordt onvoldoende duidelijk gemaakt dat bij klager zich een dusdanige situatie voordoet dat dwangmedicatie noodzakelijk is. De directeur kan niet blijven voortborduren op eerdere beslissingen. Toen klager vrijwillig in de isoleercel verbleef, was hij stabiel. Op dit moment is hij, sinds enkele maanden, redelijk stabiel. Klager heeft meer grip op bepaalde dingen. Hij weet niet precies waardoor dit komt, het is vooral gevoelsmatig. Klager verblijft in detentie op verdenking van stalken, al ziet klager dit meer als het verkrijgen van informatie om een persoon beter te leren kennen. Dit gebeurt soms in detentie ook. Op dit moment ziet klager geen noodzaak medicatie in te nemen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager weigerde voedsel en vocht. Bovendien weigerde hij controles. Hij was dermate agressief dat de controles niet uitgevoerd konden worden. De dwangmedicatie is in het kader van de zorgplicht toegepast. Inmiddels gaat het beter. De situatie is niet dermate ernstig dat dwangmedicatie nodig is.
3. De beoordeling
In artikel 67, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat de beklagcommissie zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen een termijn van vier weken, te rekenen vanaf de datum waarop het klaagschrift is ontvangen, uitspraak doet. In bijzondere omstandigheden kan deze termijn met ten hoogste vier weken worden verlengd. Het beklag is op 25 januari 2017 ter zitting van de beklagrechter behandeld en de beklagrechter heeft op 5 april 2017 uitspraak gedaan. De wetgever heeft geen rechtsgevolgen aan de overschrijding van de in artikel 67, eerste lid, van de Pbw genoemde termijn verbonden. De beroepscommissie acht het vanuit het oogpunt van een juiste rechtsbedeling echter van groot belang dat de beklagcommissie voortvarend en met inachtneming van de termijn uit artikel 67, eerste lid, van de Pbw op een beklag beslist.
In artikel 46e, vijfde lid, van de Pbw is onder meer het volgende bepaald. Indien na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid, voortzetting van de geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, onder a, nodig is, geschiedt dit slechts krachtens een schriftelijke beslissing van de directeur. De gedetineerde ontvangt onverwijld een afschrift van deze beslissing. De directeur geeft in zijn beslissing te kennen waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht.
Uit de bestreden beslissing volgt dat dwangbehandeling van klager nog altijd noodzakelijk wordt geacht. In juli 2016 is de toepassing van dwangmedicatie bij klager beëindigd en sindsdien is geleidelijk aan steeds meer sprake van de symptomen die ook tijdens de eerdere psychotische episode werden gesignaleerd. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat ten aanzien van klager op 1 september 2016 wederom is gestart met de toepassing van de a-dwangbehandeling. Uit de stukken, waaronder het uittreksel behandelplan, volgt dat klager vreemd loopt, in een soort clowneske houding. Voorts is klager ofwel afwerend in het contact, ofwel hij gaat uitgebreide gesprekken aan, waarbij hij op enig moment op onlogische wijze begint te spreken. Verder verzorgt klager zichzelf steeds slechter. Hij loopt dagenlang in dezelfde kleding, lijkt nauwelijks te douchen en ruimt niets op in zijn kamer. Bij klager ontbreekt een ziekte-inzicht en hij wijst het nut van medicamenteuze behandeling af. Er wordt gevreesd voor een herhaling van het regressieve gedrag, waardoor klager aan het eind van 2015 en het begin van 2016 wekenlang in de isoleercel moest verblijven. Dat is schadelijk voor zijn welzijn. Deze symptomen klaarden op, nadat klager met medicatie was behandeld. Op lange termijn zorgt het huidige toestandsbeeld ervoor dat klager zich niet kan redden in de maatschappij, omdat hij zich niet staande zal kunnen houden, zichzelf zal verwaarlozen en niet in staat zal zijn zaken met instanties te regelen.
Gelet op vorengaande kan de beroepscommissie zich erin vinden dat voortzetting van de behandeling conform de a-dwangbehandeling als noodzakelijk wordt gezien. De bestreden beslissing voldoet aan de (wettelijke) vereisten en kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, ing. M.J. Mulders en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 13 juli 2017.
secretaris voorzitter