Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0982/GA, 13 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/982/GA

 

betreft:               [klager]                datum: 13 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 februari 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 juni 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Lelystad. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Het lid van de beroepscommissie, mr. R. van de Water, die ter zitting aanwezig was en mede tot het gezamenlijke oordeel is gekomen, is vanwege het einde van zijn lidmaatschap van de Afdeling rechtspraak van de Raad per 17 juni 2017 vervangen door mr. M.A.G. Rutten, eveneens lid van de Afdeling rechtspraak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

               

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het niet verlenen van toestemming voor een magnetron op cel, ondanks het advies van de inrichtingsarts (PL-2016-663).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volt toegelicht. Op 27 oktober 2016 had klager een afspraak bij de inrichtingsarts vanwege zijn vele medische klachten, waaronder diabetes. De inrichtingsarts heeft het medisch advies gegeven een magnetron op klagers cel te plaatsen. Klager kan zo zijn warme maaltijden over de gehele dag verspreiden, waardoor hij minder problemen zal ondervinden van zijn diabetes. Gelet op dit medisch advies vindt klager het oordeel van de beklagcommissie dat onvoldoende de noodzaak van een magnetron op cel is komen vast te staan onbegrijpelijk. Het is niet aan de beklagcommissie of de directeur te oordelen over een medisch advies. Op 28 oktober 2016 heeft het afdelingshoofd het medisch advies met klager besproken. Ook hij zag geen noodzaak. Daarenboven zou het toestaan van een magnetron op cel voor moeilijkheden op de afdeling zorgen, omdat medegedetineerden dan ook een magnetron op cel zouden willen hebben. Volgens klager gaat dit argument niet op. Klager heeft een legitiem doel namelijk het verminderen van zijn medische problematiek. Zolang andere gedetineerden geen medische verklaring kunnen overleggen, mogen zij geen magnetron op cel hebben. Het hebben van een magnetron op cel tijdens de ramadan heeft niets van doen met deze casus. Klager werkte geen hele dagen meer, maar dit maakt nog niet dat hij op elk moment een maaltijd zou kunnen opwarmen. De keuken kan namelijk niet op elk moment van de dag voor klager beschikbaar zijn.

De raadsman van klager heeft ter zitting van de beroepscommissie aangegeven niet precies te weten hoe de inrichtingsarts zijn medisch advies heeft geformuleerd. Hij zou tegen klager hebben gezegd dat hij graag voor klager een magnetron op cel zou willen. Klager meent dat hier niet zomaar van mag worden afgeweken. Na insluiting heeft klager geen mogelijkheid meer maaltijden te bereiden. Door de week wordt klager ingesloten vanaf 17.00 uur en in de weekenden om 21.00 uur.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het medisch advies waar klager over spreekt zou voortvloeien uit het feit  dat klager hele dagen werkt en daarom geen tijd zou hebben om maaltijden in de keuken te bereiden. De directeur meent dat er geen sprake is van een noodzaak om een magnetron in de cel te hebben. In de keuken is een magnetron aanwezig. Klager verbleef op een EZV-afdeling waar veel meer mogelijk is dan op andere afdelingen. Een gedetineerde kan meerdere malen per dag zijn maaltijden bereiden. Klager had ook de tijd daarvoor. Als de noodzaak daarvoor is, kan een gedetineerde ook na insluiting op cel maaltijden bereiden. Er heeft geen overleg met de inrichtingsarts en klager plaatsgevonden.

 

3.            De beoordeling

Ook in beroep heeft klager de noodzaak van een magnetron op cel niet aannemelijk gemaakt. Klager heeft geen medisch advies overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat sprake is van een noodzaak tot plaatsing van een magnetron op cel.

Klager die op een EZV-afdeling verbleef, kon volgens de directeur gedurende meerdere momenten op de dag gebruikmaken van de magnetron in de keuken.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Pbw niet heeft geschonden door na een medisch advies een eigen afweging te maken over de noodzaak van een magnetron op cel. Een dergelijke afweging vloeit voort uit zijn verantwoordelijkheid voor de orde en veiligheid in de inrichting. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat onduidelijk is gebleven of en zo ja, welk medisch advies de inrichtingsarts exact aan klager heeft gegeven.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 juli 2017

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven