nummer: 10/50/GA en 10/100/GA
betreft: [klager] datum: 12 mei 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[...], verder te noemen klager, en
de directeur van de gevangenis Zoetermeer,
gericht tegen een uitspraak van 7 januari 2010 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 april 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is namens de directie van de gevangenis Zoetermeer [...] gehoord. Klager heeft zich per 13 januari 2010 onttrokken aan zijn detentie. Klagers
raadsvrouw, mr Y. Karga, heeft telefonisch bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet tijdig toelaten van klagers bezoek (beklagnummer G 502/1009);
b. het te laat aanvangen van het bezoek (G 503/1009);
c. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting op de eigen cel zonder TV (G 519/1109);
d. het niet mogen belijden van klagers geloofsovertuiging (G 521/1109);
e. het niet serieus nemen van het werk door het personeel (G 505/1009);
f. plaatsing op een meerpersoonscel (G 520/1109);
g. afwijzing verlofaanvragen (G 560/1109 + G 594/1209).
De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a, f en g ongegrond verklaard, het beklag wat betreft de onderdelen b, c en d gegrond en klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel e van zijn beklag op de gronden als in de aangehechte
uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heef naar aanleiding van de gegrondverklaringen nog niets ondernomen. Klager en zijn raadsvrouw hebben niet veel tijd gekregen van de
beklagcommissie om de klachten toe te lichten.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de huisregels van de inrichting is bepaald dat een gedetineerde bij het verlaten van de verblijfsruimte behoorlijk gekleed dient te zijn en
minimaal in een broek, shirt/overhemd en schoeisel. Klager is op 28 oktober 2009 aangesproken door het afdelingshoofd vanwege het dragen van een djellaba. Om klager tegemoet te komen in het belijden van zijn geloof is ermee ingestemd dat klager op de
afdeling een djellaba mag dragen. Wanneer hij de afdeling verlaat dient hij daaronder kleding te dragen conform voormelde huisregels. Het personeel is de instructie gegeven te letten op de kleding van gedetineerden wanneer zij de inrichting verlaten.
Omdat klager zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden is hij gerapporteerd door een personeelslid en is hem een sanctie opgelegd. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur een kopie van een mailbericht van 28 oktober 2009 aan het
personeel overgelegd, waarin de gemaakte afspraken worden weergegeven.
Tijdens het bezoek mogen volgens de huisregels geen wijde broeken, house- en trainingsbroeken of hierop gelijkende broeken worden gedragen. Dit is om veiligheidsredenen niet toegestaan vanwege de mogelijkheid hier iets onder te verbergen. Ondanks de
duidelijk met klager gemaakte afspraak heeft klager bewust gekozen zijn djellaba aan te houden op weg naar het bezoekmoment en hiermee de confrontatie met het personeel opgezicht. Hierdoor is klagers bezoek te laat aangevangen.
Klager wenst zich niet te schikken naar de inrichtingsregels en zoekt regelmatig de grens van het toelaatbare op voor wat betreft het dragen van zijn gebedskleed. Als klager hierover werd aangesproken ging hij in beklag. Mogelijk is sprake van misbruik
van beklagrecht. Klager is niet retour gekomen van een incidenteel verlof en voortvluchtig.
Ten aanzien van klager zijn geen contra-indicaties voor een plaatsing op een meerpersoonscel. Klager had andere moslim gedetineerden kunnen uitkiezen met wie hij de cel zou kunnen delen.
3. De beoordeling
a.
Klager klaagt erover dat het bezoek op 22 oktober 2009 te laat is aangevangen. In het klaagschrift van 23 oktober 2009 geeft klager zelf als reden aan dat het bezoek vooraf de meegebrachte spullen moest afgeven. Niet is gebleken dat de directeur enige
op hem rustende zorgplicht heeft geschonden. Gelet hierop dient het beroep van klager ongegrond te worden verklaard.
b, c en d.
De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie het beklag gegrond heeft verklaard. Ingevolge artikel 69, eerste lid, Pbw in verband met artikel 68, eerste lid, Pbw staat voor klager geen beroep open tegen een gegrondverklaring van een beklag. Om
die reden dient klager niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard.
Wat betreft het door de directeur ingestelde beroep tegen de gegrondverklaring, overweegt de beroepscommissie het volgende. De klachten houden verband met het feit dat klager uit geloofsovertuiging in de inrichting een djellaba wil dragen. Ten aanzien
van het dragen van kleding in de inrichting gelden de bepalingen van de huisregels. Deze houden in dat een gedetineerde minimaal gekleed dient te zijn in een broek, shirt/overhemd en schoeisel (hoofdstuk 1 van de Huisregels). Teneinde klager enigszins
tegemoet te komen is met hem de afspraak gemaakt dat hij op de afdeling de djellaba mag dragen. Buiten de afdeling dient hij onder de djellaba kleding te dragen overeenkomstig de geldende regels. Tijdens het bezoek is het dragen van een wijde broek,
jogging-, house-, trainings- en hierop gelijkende broeken niet toegestaan (hoofdstuk 3.8.1 van de huisregels). De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie toegelicht dat de kledingsregels voortvloeien uit veiligheidsoverwegingen. Tevens is
ter zitting duidelijk geworden dat de voor klager geldende afwijkende afspraken helder met het personeel zijn gecommuniceerd. Niet is gebleken dat klager hierdoor wordt gehinderd in het belijden van zijn geloofsovertuiging. Het beroep van de directeur
dient derhalve gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
e en f
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op deze onderdelen van het beklag heeft beslist. Het beroep van klager zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
g.
Nu klager zich op 13 januari 2010 heeft onttrokken aan zijn detentie, is de beroepscommissie van oordeel dat het belang van klager aan het beroep is komen te ontvallen. Om deze reden dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager wat betreft de onderdelen a, e en f ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep wat betreft de onderdelen b, c, d en g van het beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur wat betreft de onderdelen b, c en d gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op deze onderdelen alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. dr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 12 mei 2010
secretaris voorzitter