Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1033/GA, 6 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1033/GA

betreft:               [klager]                datum: 6 juli 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie,

gericht tegen een uitspraak van 17 maart  2017 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord dhr. […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie, en klagers raadsvrouw mr. S.J.M. Laurier.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, voor de duur van 10 dagen, zonder televisie, wegens het vermoeden dat klager een mobiele telefoon in zijn bezit heeft gehad.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het personeel heeft klager niet alleen horen, maar ook zien bellen. Er is geen registratie van een mobifinder. Deze wordt niet bij iedere ronde ingezet. Het personeel heeft gehandeld naar aanleiding van de daadwerkelijke bevindingen. De medewerkers hebben verklaard dat ze klager een telefoongesprek hebben zien voeren. Dat de precieze inhoud van het gesprek niet te horen was, lijkt logisch, door de stalen deur en muziek. Het personeel is in staat een onderscheid te maken tussen een telefoon en een aansteker. Aan klager is tot vier keer toe gevraagd de telefoon te overhandigen. Als het daadwerkelijk een aansteker betrof, had klager die ook kunnen laten zien. Het is protocol dat de deur tijdens de nachtdienst niet geopend wordt. Het openen van de deur mag alleen na toestemming van de piketfunctionaris. Er is bewust voor gekozen dit niet te doen, want klager staat bekend om een beheersrisico. Het IBT is niet opgeroepen, omdat het een half uur duurt voor het team aanwezig kan zijn. Klager had de telefoon in de tussentijd door het toilet kunnen spoelen. Overigens is later, na deze zaak, wel een telefoon aangetroffen bij klager en dat is niet voor het eerst.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het personeel zou eerst gedurende een minuut of vijf door het luikje naar klager gekeken hebben en hem vervolgens hebben aangesproken. Klager heeft niet toegegeven dat hij over een mobiele telefoon beschikte. De medewerkers zouden zijn celdeur hebben geopend, als ze zeker wisten dat hij aan het bellen was. Dat is namelijk eerder gebeurd. Ter zitting is het voor het eerst dat de directeur spreekt over een bewuste keuze de deur niet te openen, in verband met klagers beheersrisico. In het rapport staat niet letterlijk dat de medewerkers hebben gezien dat klager aan het telefoneren was. Er staat alleen vermeld dat duidelijk was dat klager een gesprek aan het voeren was. Klager voert vaker een gesprek met de buren. Klager had iets in zijn hand, maar dit was geen telefoon. Er was slechts sprake van een vermoeden dat het voorwerp een telefoon betrof.

 

3.            De beoordeling

Gelet op het verhandelde ter zitting en de inhoud van het schriftelijk verslag van 18 januari 2017, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager van 17 op 18 januari 2017 een telefoon in zijn bezit heeft gehad. Hetgeen daarover is vermeld in het schriftelijk verslag, is voldoende concreet. Daarbij komt dat klager viermaal de opdracht is gegeven de telefoon af te geven. Indien het voorwerp daadwerkelijk een aansteker was, zoals klager heeft aangevoerd, had het voor de hand gelegen die aan de medewerkers te tonen. Gelet op bovenstaande heeft de directeur in redelijkheid kunnen beslissen aan klager een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor tien dagen op te leggen. Dat de volgende dag bij de celcontrole geen telefoon is aangetroffen, doet daaraan niets af. Het beroep van de directeur zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, ing. M.J. Mulders en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van

mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 6 juli 2017.

 

 

                secretaris            voorzitter

Naar boven