Nummer: 10/480/GB
Betreft: [klager] datum: 12 mei 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 februari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 30 september 2004 gedetineerd en hij verbleef in de gevangenis Nieuwegein. Op 28 januari 2010 is hij overgeplaatst naar de locatie Westlinge te Heerhugowaard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) geplaatst had moeten worden. Doordat de gevangenis Nieuwegein onjuiste informatie over klagers verlofadres heeft verstrekt, is klager in een b.b.i. geplaatst. De BSD heeft
klager medegedeeld dat het eerste door klager opgegeven verlofadres is afgewezen omdat er iemand zou wonen die voorkomt in het justitiële documentatieregister. Dit is onjuist, want op dat adres woont een buitengewoon opsporingsambtenaar van het
ministerie van Justitie.
Klager heeft alle trajecten binnen een penitentiaire inrichting (p.i.) doorlopen om in aanmerking te komen voor een z.b.b.i.. De beslissing van de selectiefunctionaris is onvoldoende gemotiveerd. Klager wil de zaak graag mondeling toelichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In het selectievoorstel van de locatie Nieuwegein is aangegeven dat klager geselecteerd kan worden voor plaatsing in een b.b.i. en op 18 januari 2010 is klager geselecteerd voor de b.b.i. Westlinge. Door het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres
komt klager op dit moment niet in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. en een penitentiair programma (p.p.). Klager heeft het adres van zijn oom als verlofadres opgegeven. Dit adres werd onaanvaardbaar geacht, omdat klager daar geen eigen kamer
zou
krijgen. Tegen het tweede door klager opgegeven adres heeft de politie bezwaar aangetekend.
Voorts heeft de Advocaat-Generaal bezwaar tegen een plaatsing in een z.b.b.i. en een p.p. vanwege de ernst van het delict.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
Uit het selectieadvies van de locatie Nieuwegein van 8 januari 2010 blijkt het volgende. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 30 mei 2011 en klager valt in de doelgroep terugdringen recidive. Het recidiverisico wordt vanuit de RISC ingeschat
als ‘midden’. Op grond van de opgelegde straf en zijn gedrag binnen de inrichting kan klager in aanmerking komen voor een opener setting.
De Advocaat-Generaal heeft in november 2009 aangegeven dat klager voor moord veroordeeld is en dat dit feit te ernstig is om nu al te veel vrijheden te hebben. In het voorjaar 2010 kunnen meer vrijheden worden toegestaan. Aan die nuancering van het
advies is in de bestreden beslissing geen aandacht gegeven.
De verloven vanuit een z.b.b.i. kon klager doorbrengen bij een tante. Dit adres is niet geschikt voor het volgen van een p.p., omdat klager daar geen eigen kamer zou krijgen. Door de reclassering wordt dit als voorwaarde voor het volgen van een p.p.
gesteld. Tegen het tweede door klager opgegeven adres heeft de politie bezwaar gemaakt, omdat er op dit adres een man staat ingeschreven die voorkomt terzake van een aantal geweldsmisdrijven gedurende de afgelopen jaren. In beroep wordt dit door klager
bestreden. De selectiefunctionaris is niet ingegaan op de stelling van klager. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe
beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 12 mei 2010.
secretaris voorzitter