Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0851/GV, 4 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/851/GV

betreft: [klager] datum: 4 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 maart 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager vindt het vreemd dat de politie Noord Brabant om advies is gevraagd nu hij een verlofadres heeft opgegeven in [A]. Klager heeft in de inrichting nooit een rapport gekregen en begrijpt niet waarom de inrichting slecht adviseert. In het h.v.b.
Roermond heeft hij ook nog nooit een rapport gekregen. Ook begrijpt hij niet waarom de Reclassering slecht over hem rapporteert nu hij die nog nooit heeft gesproken. Klagers trajectbegeleider is zeer over hem te spreken. Klager heeft in zijn
detentieperiode blijk gegeven van een positieve instelling en opstelling aangaande een traject welke na een langdurige detentieperiode ertoe heeft geleid dat hij in aanmerking kwam voor detentiefasering met als doel zijn familiaire kring te
ondersteunen
alsmede een geslaagde terugkeer in de maatschappij te bewerkstelligen. Klager heeft in die periode een tijdsduur van zes maanden doorgebracht in een beperkt beveiligde inrichting en is vervolgens geplaatst in een zeer beperkt beveiligde inrichting,
waarvan hij vijf maanden onder elektronisch toezicht heeft gestaan. Gedurende die periode heeft zich geen enkel incident voorgedaan waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat klager zich niet heeft gehouden aan de aanwijzingen en of opgelegde
bepalingen welke als voorwaarde waren gesteld aan zijn faseringstraject. Nadat klager in opdracht van zijn werkgever een boodschap moest doen en zijn werkgever hem tot spoed maande heeft zich een incident voorgedaan. Een incident welke vanuit rationele
overwegingen en psychologische achtergrond van klager zeer goed verklaarbaar is. Klager heeft de laatste maanden van zijn detentie gebruikt om samen met zijn naaste familieleden positieve stappen te ondernemen om een en ander probleemloos te laten
verlopen. Klagers moeder is op hoge leeftijd en niet meer in een dusdanige fysieke conditie dat zij in staat is klager te bezoeken. Klager is zich er van bewust, dat iedere ontmoeting met zijn moeder de laatste kan zijn. Het enkele feit dat klager in
de
file stond om in opdracht van zijn werkgever een boodschap te doen welke de hoogste spoed vereiste en klager besloot een kortere weg te nemen waarbij hij terecht kwam in een gebied waarvoor hij een gebiedsverbod opgelegd heeft gekregen, kan niet
zwaarwegend genoeg zijn om resocialisatie aan het einde van klagers detentie dusdanig te verstoren dat klager geen gebruik meer maakt van de aangevraagde deskundige hulpverlening. Klager heeft zelf besloten om zijn leven opnieuw op te gaan bouwen in
Gelderland. Alwaar hij dan ook gedurende zijn detentiefasering zal gaan verblijven. Het schietincident wordt in een verkeerd daglicht geplaatst. Klager was in dat incident slachtoffer en er was en er is geen enkele aanwijzing dat hij ook maar op enige
wijze de mogelijkheid had om dit te voorkomen. Er is sprake geweest van een ordinaire straatroof. De politie heeft op basis van verouderde gegevens advies gegeven. Het is niet aan een wijkagent om op de stoel van gedragsdeskundigen te gaan zitten en
vervolgens op grond van in het verleden verzamelde informatie een advies af te geven. Het is verwerpelijk dat klager nog steeds vuurwapengevaarlijk wordt genoemd. Klager heeft gedurende zijn verblijf in de penitentiaire inrichting in Den Haag met
succes
meerdere trainingen gevolgd en afgerond. Dat klagers levenspartner officieel niet op het verlofadres staat ingeschreven is een achterhaald feit. Dit feit is al herhaaldelijk toegelicht door klager en akkoord bevonden. Op dit adres heeft hij ook al
meerdere huisbezoeken ontvangen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam heeft negatief geadviseerd omdat klager recent is teruggeplaatst in het huis van bewaring nadat hij de voorwaarden van het penitentiair programma (p.p.) had geschonden. Klager had een
gebiedsverbod in Den Bosch en is daar toch geweest. Daarnaast is klager begin december 2009 betrokken geweest bij een schietincident. De politie adviseert negatief op basis van zijn verleden. Zij schatten in dat verlofverlening aan klager tot
maatschappelijke onrust zal leiden in een relatief kleine gemeente als [A]. Het OM adviseert positief. Klagers gedrag in de inrichtingen waar hij verbleef heeft geen enkele rol gespeeld bij het nemen van de bestreden beslissing. Het klopt dat klagers
gedrag in detentie er toe heeft geleid dat hij in een faseringstraject is geplaatst. Wel met de restrictie dat klager zich niet mocht bevinden in de gemeente Den Bosch. Dit ging goed tot aan het schietincident begin december. Vervolgens is klager half
december bij een politiecontrole aangehouden in Den Bosch. Deze aanhouding, voorafgegaan door het schietincident, heeft ertoe geleid dat klagers p.p. is beëindigd. Klager heeft bewust een keuze gemaakt om een kortere route te nemen en wist dat hij het
gebiedsverbod zou overtreden. Klagers werkgever was op de hoogte van klagers detentie en daarmee ook van zijn beperkingen. Klager had zijn werkgever aan kunnen geven dat de opdracht die hij kreeg op dat moment niet uitvoerbaar was. Uit klagers beroep
blijkt op geen enkele wijze dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en hij inziet dat er in die situatie een andere oplossing denkbaar was. Dat maakt des te meer dat er geen vertrouwen is in een goed verloop van verlof. Klager heeft
weliswaar gekozen om in een andere omgeving te verblijven, [A], maar dit was ook zijn verblijfadres tijdens het p.p. Het schietincident en de overtreding van het gebiedsverbod zijn voldoende zwaarwegend om het verlof niet toe te staan op basis van
gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken en het bestaan van risico van maatschappelijke onrust.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De Schie heeft gezien het negatieve advies van de politie en de terugplaatsing vanuit het p.p. omdat klager zich niet aan het gebiedsverbod heeft gehouden, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft een positief advies afgegeven ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Gelderland-Zuid adviseert negatief ten aanzien van de verlofaanvraag. Op het door klager opgegeven verlofadres is klagers vriendin niet ingeschreven. Klager komt voor in het systeem voor poging tot moord in 2002 en in 2005 voor doodslag cq.
moord. Klager is vuurwapengevaarlijk en heeft een staat van dienst die een gevaar is voor ernstige verstoring van de rechtsorde. Maatschappelijke onrust is te verwachten in een kleine gemeenschap als [A].
Het Hoofd Coördinatiebureau TR Zuid-Holland, Zeeland adviseert negatief ten aanzien van de verlofaanvraag. Eerst zal bezien moeten worden wanneer en waar klager van start kan gaan met deelname aan de COVA-training.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaren met aftrek, wegens overtreding van de Wet wapens en munitie. Klagers einddatum valt op of omstreeks 10 augustus 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Klager heeft zich tijdens zijn p.p. in een gebied begeven waarvoor hij een gebiedsverbod opgelegd had gekregen. Naar aanleiding hiervan is klager teruggeplaatst vanuit het p.p. en hij verblijft thans in de gevangenis van de locatie De Schie. Zijn
beroep
hiertegen is door de desbetreffende beroepscommissie op 19 april 2010 ongegrond verklaard (09/3669/GB). Gelet hierop mocht de Minister in redelijkheid oordelen dat klager niet kan omgaan met de hem in het kader van dat p.p. aangeboden vrijheden en
gemaakte afspraken. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister,
bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 4 mei 2010

secretaris voorzitter

Naar boven