Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2538/SGA, 1 augustus 2017, schorsing
Uitspraakdatum:01-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v


Nummer : 17/2538/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 1 augustus 2017


De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt – zo verstaat de voorzitter – om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 26 juni 2017, inhoudende de terugplaatsing vanuit het plus- naar het basisprogramma (degradatie).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen het klaagschrift van 26 juli 2017 en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 1 augustus 2017.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Onweersproken is dat de beslissing van 26 juni 2017 pas op of omstreeks 26 juli 2016 aan verzoeker is uitgereikt en dat verzoeker op die datum daadwerkelijk is teruggeplaatst naar het basisprogramma. Verzoeker heeft gedurende een periode van vijf weken in het plusprogramma verbleven terwijl hij feitelijk is het basisprogramma behoorde te verblijven. Daardoor heeft verzoeker niet direct nadeel ondervonden. Door verzoeker evenwel –  direct op basis van de beslissing van 26 juni 2017 en dus zonder nadere belangenafweging waarbij ook verzoekers gedrag in die hiervoor genoemde vijf weken is meegewogen – op of omstreeks 26 juli 2017 terug te plaatsen naar het basisprogramma moet die beslissing, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, als zodanig onredelijk of onbillijk worden aangemerkt dat dit een toewijzing van het verzoek rechtvaardigt. De tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal daarom worden geschorst tot het moment dat de beklagcommissie over het onderliggende beklag zal hebben beslist.

De voorzitter overweegt daarbij nog dat, indien verzoekers gedrag in de afgelopen periode een degradatie rechtvaardigt, de directeur andermaal – op basis van een belangenafweging die deze beslissing kan dragen – tot degradatie van verzoeker kan beslissen.


2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 augustus 2017.

 
secretaris voorzitter

Naar boven