Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3073/TA, 21 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3073/TA

betreft: [klager] datum: 21 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 oktober 2009 van de beklagcommissie bij FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], hoofd behandeling.
Klagers raadsman mr. E. van der Meer was verhinderd ter zitting te verschijnen. Van het besprokene ter zitting is een verslag gemaakt, dat in kopie aan klager en zijn raadsman is gezonden en waarbij de gelegenheid is gegeven binnen twee weken
schriftelijk daarop te reageren. Op 6 april 2010 heeft klagers raadsman telefonisch bericht dat hij het beroep niet nader zal toelichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) de verlenging van het afdelingsarrest op 6 mei 2009
b) de separatie in een isoleercel op 12 mei 2009.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aanvankelijk werd de hele patiëntengroep verdacht van betrokkenheid bij drugshandel, daarna zes patiënten, vervolgens drie patiënten en uiteindelijk bleef klager als enige verdachte over. De inrichting liegt al vanaf de schorsingsprocedure dat klager
betrokken zou zijn bij drugshandel en medepatiënten zou hebben bedreigd en geïntimideerd. Het onderzoek van de politie is inmiddels afgerond. Het is nog niet bekend of klager strafrechtelijk zal worden vervolgd. Klager wil graag dat de zaak voor de
strafrechter komt, omdat hij wil bewijzen dat de inrichting glashard liegt. Klager heeft niemand bedreigd of geïntimideerd. De gevonden drugs zijn niet van hem.
De inrichting heeft klager drie weken geïsoleerd, louter omdat klager de zaak strafrechtelijk wil laten voorkomen. Zijn isolatie is gebruikt als een verkapte voorlopige hechtenis. Klager is niet gesepareerd, maar echt geïsoleerd. Isolatie is er niet
voor bedoeld om communicatie tussen patiënten te voorkomen. Hij mocht niet zijn eigen kleding aanhouden en moest een jurk aantrekken. Hij is ten onrechte geïsoleerd. Het is makkelijk om namen van anderen te noemen. Klager verwijst in dit verband naar
hetgeen zijn raadsman in de beklagprocedure heeft aangevoerd. Klager betreurt het dat zijn raadsman niet ter zitting aanwezig kan zijn. Hij heeft het gevoel dat in aanwezigheid van zijn raadsman alle relevante zaken naar voren komen. Klager is bang dat
hij in dat opzicht iets vergeet te zeggen. Ook denkt klager dat de vertegenwoordiger van de inrichting zorgvuldiger zal zijn met wat hij zegt, als zijn raadsman aanwezig zou zijn.
Klager heeft vele gesprekken met de rechtbank gehad. De inrichting heeft minachting voor de rechtbank en het hof, die aangaven dat klagers resocialisatietraject ter hand moest worden genomen. De inrichting wilde van klager af. Klager is op de afdeling
voor intensieve zorg gezet. De inrichting heeft hem daar laten zitten, terwijl het politieonderzoek aantoonbaar al was afgerond. Hij heeft daartegen beklag ingediend. Tegen de desbetreffende uitspraak van de beklagcommissie heeft hij beroep ingediend,
dat op een andere zitting van de beroepscommissie zal worden behandeld.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Twee maal zijn in de inrichting grote hoeveelheden softdrugs gevonden, wat op handel duidt. Dat heeft een desastreuze invloed op de veiligheid in en het behandelklimaat van de inrichting. De inrichting moet in een dergelijke situatie direct handelen.
De
eerste partij drugs is op een zondag aangetroffen. De politie is de dinsdag daarop begonnen met het onderzoek. Daarop kan de inrichting niet wachten. De inrichting is verantwoordelijk voor de orde en veiligheid in de inrichting. Daarom is direct na de
eerste vondst actie ondernomen naar de hele patiëntengroep. Na de komst van de politie werd langzaamaan duidelijk hoe de situatie in elkaar zat. Zoals in de brief van 11 september 2009 aan de beklagcommissie is aangegeven, heeft één van de
medepatiënten
aangegeven dat drie patiënten, onder wie klager, betrokken zijn. Deze medepatiënt heeft tevens aangegeven dat hij zich bedreigd voelt en angst voor klager heeft. De inrichting had dus op dat moment met die uitspraak van die medepatiënt te maken. Vanuit
haar verantwoordelijkheid voor de orde en veiligheid in de inrichting, moest de inrichting daarop reageren met de informatie die zij op dat moment had. De inrichting heeft de bedoelde verklaring serieus genomen en ervoor gekozen om de bedoelde drie
patiënten uit elkaar te halen en op verschillende afdelingen te separeren om onderlinge communicatie te voorkomen. De separatie is niet als pressiemiddel gebruikt. Het onderzoek is verder aan de politie overgelaten.
Er was ook andere informatie op grond waarvan bedreiging door klager naar voren kwam. Vanuit de sociotherapie kwam informatie dat klager met zijn ogen kan dwingen en soms verbaal heeft gedreigd met ‘mannetjes buiten de kliniek die zaakjes voor klager
opknappen’. Geleidelijk aan is volgens inschatting van de inrichting op de groep een situatie ontstaan, waarbij klager het binnen de patiëntengroep voor het zeggen had.
De inrichting maakt onderscheid tussen separatie en isolatie, welk onderscheid de Bvt niet kent. Buiten de afdeling zijn er twee ruimtes met aparte blokken voor separatie. Het klopt dat klager op de isoleerafdeling is geplaatst. Er was geen
separeerruimte voor hem beschikbaar. De inrichting wist niet goed hoe klager, die geladen was, zou reageren op de separatie. Klager heeft een scheurjurk moeten dragen, omdat dit het beleid is op de afdeling waar de isoleerruimte is gelegen.
[Hoofd behandeling] kent de inhoud van onderzoeksrapportage van de politie niet, maar heeft wel een brief van een advocaat van een andere medepatiënt van klager gezien, waarin wordt vermeld dat strafrechtelijke vervolging tegen klager zal worden
ingesteld.

3. De beoordeling
a) Vast staat dat op 26 april 2009 aan alle bewoners van klagers afdeling collectief afdelingsarrest is opgelegd, omdat niemand verantwoordelijkheid wilde nemen voor de vondst van een relatief grote hoeveelheid drugs op de afdeling. Er zijn gesprekken
met individuele patiënten gevoerd. Op 6 mei 2009 zijn door medepatiënten namen genoemd van mogelijk betrokken patiënten, waaronder die van klager. Om verder onderzoek te kunnen doen, is het afdelingsarrest van laatstgenoemde patiënten op 6 mei 2009
verlengd, waaronder dat van klager. Het afdelingsarrest van de andere patiënten is die dag opgeheven.
Het hoofd van de inrichting heeft in redelijkheid kunnen beslissen het afdelingsarrest van klager te verlengen om verder onderzoek te doen naar zijn betrokkenheid bij drugshandel, waar zijn naam op 6 mei 2009 als zodanig door medepatiënten is genoemd
en
eerder geen informatie was gegeven op grond waarvan collectief afdelingsarrest was opgelegd.
De enkele omstandigheid dat klager zijn betrokkenheid van meet af aan heeft ontkend, kan daaraan niet afdoen. Gezien het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, moet de inrichting op basis van de haar op dat moment bekende
gegevens onderzoek kunnen doen om te achterhalen wie bij drugshandel in de inrichting is of zijn betrokken.
Het beroep zal derhalve ten aanzien van dit onderdeel van de klacht ongegrond worden verklaard.

b) Vast staat dat is beslist een aantal patiënten, onder wie klager, op 12 mei 2009 te separeren. Er was op 12 mei 2009 een tweede, grote hoeveelheid drugs op de afdeling gevonden en de verdenking richting klager van betrokkenheid bij drugshandel was
concreter geworden op grond van verklaringen van medepatiënten. Daarbij ging het ook om verklaringen over intimidatie en bedreiging van medepatiënten door klager.
De beslissing om klager op grond van die informatie hangende het verdere onderzoek naar zijn betrokkenheid bij drugshandel te separeren, kon in redelijkheid worden genomen.
Gelet op de stukken en verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat klager niet in een gangbare separeerrruimte is gesepareerd maar in de isoleerruimte van afdeling I-A, omdat er voor hem geen gangbare separeerruimte beschikbaar was.
In
de isoleerruimte heeft hij een scheurjurk moeten dragen, omdat dit het beleid is op de betreffende afdeling. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het onredelijk en onbillijk dat klager, zonder dat daarvoor een indicatie aanwezig was, een
scheurjurk heeft moeten dragen. Niet valt in te zien waarom voor hem daarop geen uitzondering op het beleid van afdeling I-A kon worden gemaakt, nu de enige reden van zijn plaatsing in de isoleerruimte was gelegen in het niet voorhanden zijn van een
gangbare separeerruimte.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, voor zover dit ziet op de wijze van tenuitvoerlegging van klagers separatie van 12 mei 2009 tot 29 mei 2009.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
17 keer € 5,=, derhalve € 85,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, voor zover dit ziet op de wijze van tenuitvoerlegging van de separatie, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart onderdeel b) van het beklag in die zin alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 85,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 april 2010

secretaris voorzitter

Naar boven