nummer: 10/642/GV
betreft: [klager] datum: 21 april 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 maart 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat nu voor de vierde keer vanwege dezelfde redenen zijn verzoek om verlof is afgewezen. Klager is zich bewust van hetgeen er in het verleden is gebeurd en heeft daarvan geleerd. Hij is bezig om aan zichzelf te werken en is tot andere
inzichten gekomen. Op dit moment zit klager twintig maanden gedetineerd, dit mede door het feit dat hij in een vorige detentie opnieuw is aangehouden. Klager kan zich voorstellen dat de eerste keren zijn verlof is afgewezen, maar in het kader van
resocialisatie zou zijn verlof ook eens moeten worden toegewezen. Zijn verlofadres is in Alkmaar en dat is dus niet in Heerhugowaard waar het allemaal om gedraaid heeft. Klager moet werken aan zijn terugkeer in de maatschappij en wanneer zijn
TR-traject
is geslaagd wil hij de mogelijkheid krijgen om zich te bewijzen. De politie in Alkmaar heeft geen bezwaar wanneer hij zijn verlof daar doorbrengt. Zijn advocaat is bezig met een omgangsregeling met zijn kinderen maar hij kan er pas mee aan de slag
wanneer hij op verlof mag. Het is voor klager van wezenlijk belang een goed contact te hebben met zijn kinderen. Hij wil zijn verlof gebruiken om hier aan te werken en is bereid om aan gestelde eisen omtrent verlof te voldoen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om verlof is afgewezen omdat klager tijdens zijn huidige detentie niet is teruggekeerd van verlof. Hij is vier dagen buiten de inrichting geweest en heeft in die periode een nieuw strafbaar feit gepleegd. Eén en ander is een
contra-indicatie voor het verlenen van verlof.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de locatie Schutterswei te Alkmaar heeft geen bezwaar tegen verlofverlening. Het Multi disciplinair overleg van de locatie Schutterswei heeft gezien het negatieve advies van de Advocaat-Generaal geadviseerd de
beslissing voor te leggen aan de selectiefunctionaris.
De Advocaat-Generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening gelet op klagers onttrekking aan detentie en omdat het verlofadres niet duidelijk betrouwbaar is.
De politie Alkmaar heeft geen bezwaar tegen verlofverlening mits klager zich tijdens het verlof dagelijks meldt op het politiebureau bij zijn adoptieagent.
3. De beoordeling
Na een gevangenisstraf van 270 dagen ondergaat klager thans gevangenisstraffen van respectievelijk 180, 120 en 90 dagen die eerder voorwaardelijk zijn opgelegd. Klagers einddatum valt op of omstreeks 29 oktober 2010.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager heeft zich van 11 maart 2009 tot en met 15 maart 2009 onttrokken aan detentie en is veroordeeld terzake van een strafbaar feit dat hij gepleegd heeft tijdens de onttrekking aan detentie. Op 16 maart 2009 is klager gearresteerd en sindsdien zit
hij gedetineerd. Gelet op het vorenstaande is de vrees dat klager zich tijdens een te verlenen verlof aan zijn detentie zal onttrekken gerechtvaardigd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen
voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder
a., b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 21 april 2010
secretaris voorzitter