Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0132/GA, 20 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/132/GA

betreft: [klager] datum: 20 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis Vught,

gericht tegen een uitspraak van 22 december 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Vught, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 maart 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet verstrekken van koosjere maaltijden.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager ter zake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming van € 40,= toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft geoordeeld dat de directeur rekening zou moeten houden met de wensen van gedetineerden inzake de verstrekking van voeding om geloofsredenen. Die opvatting van de beklagrechter wijkt af van het in de inrichting gevoerde beleid.
Indien een gedetineerde koosjere maaltijden wenst te ontvangen, wordt eerst advies gevraagd van de inrichtingsrabbijn. Indien deze verklaart dat een gedetineerde een belijdend jood is, krijgt die gedetineerde van de inrichting koosjere maaltijden
verstrekt. Dat is ook in dit geval gebeurd. In klagers geval heeft de rabbijn aangegeven dat klager geen belijdend jood is. Om die reden worden hem geen koosjere maaltijden verstrekt. In de inrichting kan overigens desgevraagd wel altijd een
halalmaaltijd worden verstrekt.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager geeft aan de Nederlandse taal voldoende te kunnen verstaan en enkel problemen te hebben met het spreken van het Nederlands. Klager is al langere tijd gedetineerd. In andere inrichtingen waar hij verbleef, kreeg hij wel koosjere maaltijden
verstrekt. Klager is van mening dat hij goed in staat is om zelf te bepalen welk soort voedsel hij verstrekt wil krijgen. Volgens hem is niet nodig dat een rabbijn bepaalt of hij al dan niet koosjere maaltijden verstrekt krijgt. In de inrichting zijn
meer personen die koosjere maaltijden verstrekt krijgen terwijl zij geen belijdend jood zijn. Klager is van mening dat de directeur probeert klager in alles tegen te werken. Hij wil graag alsnog koosjere maaltijden verstrekt krijgen.

3. De beoordeling
In artikel 44, derde lid, van de Pbw, is bepaald dat de directeur bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening dient te houden met de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden. Bij het uitvoering geven aan deze bepaling heeft de
directeur tot uitgangspunt kunnen nemen dat voor de verstrekking van koosjere voeding aan gedetineerden aan de aan de inrichting verbonden rabbijn wordt gevraagd te adviseren over die verstrekking aan een bepaalde gedetineerde. Onweersproken is dat de
inrichtingsrabbijn heeft geadviseerd die koosjere voeding niet te verstrekken aangezien klager niet het joodse geloof belijdt. Gelet daarop is de beslissing van de directeur, om aan klager die koosjere maaltijden niet te verstrekken, niet onredelijk of
onbillijk te achten. Dat maakt dat het beroep van de directeur gegrond moet worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter moet worden vernietigd en het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 april 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven