Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0067/GA, 28 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/67/GA

betreft: [klager] datum: 28 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Hoogvliet,

gericht tegen een uitspraak van 8 januari 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 februari 2010 heeft de behandeling van het beroep plaatsgevonden. Daarvan is een verslag opgemaakt, welke aan deze uitspraak is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast en herhaald dient te worden
beschouwd. De beroepscommissie heeft de behandeling van het beroep aangehouden tot 25 maart 2010. Zij heeft de directeur verzocht om logboekgegevens te verstrekken. Afschriften daarvan zijn op 11 maart 2010 doorgestuurd naar klager en diens raadsman.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2010, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.J. Hubers, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Hoogvliet.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de trajectbegeleider nalatig is omdat hij zijn toezeggingen niet nakomt.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 26 maart 2009 heeft de trajectbegeleider klager gesproken. Klager was toen net van buiten teruggeplaatst. De reden van de terugplaatsing is toen besproken. Dan wordt niet direct gesproken over de voortzetting van het p.p./e.t.-traject. Overigens is
het niet de bedoeling dat een gedetineerde inzage heeft in werkstukken en logboekgegevens, maar in eindstukken. Er zijn 148 gedetineerden. Een trajectplan (verblijfsplan) is een organisch model. In dat model kunnen veranderingen plaatsvinden, zelfs
zonder dat een gedetineerde daarvan op de hoogte wordt gebracht. Het is niet duidelijk wie toezeggingen heeft gedaan en om welke toezeggingen het gaat. De kern van het probleem is dat de inrichting aan klager had moeten zeggen dat hij zijn stroom en
huur moest opzeggen. Maar dat valt niet onder verantwoordelijkheid van de directeur. Klager is slim genoeg en hij had dat zelf moeten weten en doen.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er heeft een gesprek plaatsgevonden op 26 maart 2009 maar daar is geen verslag van te vinden, terwijl dat gesprek heeft geleid tot een nieuw penitentiair programma en uiteindelijk tot de reclasseringsovereenkomst van 7 mei 2009. Vanaf 7 mei 2009 ging
klagers woning deel uitmaken van het p.p./e.t.-traject. Daarvoor was stroom nodig. Klager heeft zelf de energierekeningen van in totaal € 1.300,= betaald. Zodra er een reclasseringsovereenkomst ligt, duurt het erg kort voordat een gedetineerde weer in
de extramurale fase komt. In dit geval mocht klager pas naar buiten nadat de derde reclasseringsovereenkomst getekend was. Als klager had geweten dat het zo lang zou duren, dan had hij zijn stroom afgezegd. De directeur is eindverantwoordelijk voor een
verblijfsplan. Er is geen verblijfsplan. De directeur wist niet eens dat er op 7 mei 2009 een reclasseringsovereenkomst was. De trajectbegeleider is het aanspreekpunt voor klager en de directeur is op zijn beurt verantwoordelijk voor de
trajectbegeleider. Hij is nalatig geweest of er is niet voldoende voortvarend gehandeld. De MMD heeft klager wel goed geïnformeerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat uit de nader overgelegde informatie van de inrichting noch uit het verhandelde ter zitting aannemelijk is geworden dat de trajectbegeleider toezeggingen heeft gedaan zoals gesteld door klager. De beroepscommissie
zal het beroep daarom gegrond verklaren.
Met betrekking tot de interne correspondentie in de inrichting merkt de beroepscommissie nog op dat zij zich kan voorstellen dat de directeur het onwenselijk vindt om de interne correspondentie beschikbaar te stellen aan een gedetineerde. In het kader
van beklag- en beroepsprocedures kan daarvoor echter een gegronde reden zijn (zie artikel 63, derde lid, van de Pbw). In het licht daarvan dient in de toon en inhoud van de interne correspondentie daar rekening mee gehouden te worden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 28 april 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven