Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1796/GM, 6 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1796/GM

betreft: [klager] datum: 6 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 juni 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam te worden gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Roermond heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen.

Op 11 januari 2010 ontving de beroepscommissie desgevraagd het medisch dossier van klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 juni 2009, betreft het stellen van een verkeerde diagnose omtrent klagers pols alsmede het te laat maken van foto’s van de pols.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De medische dienst heeft op 20 februari 2009 klager niet goed onderzocht aan zijn pols. Er is één keer aan zijn hand getrokken en één keer tegen zijn hand geduwd. Aan klager werd medegedeeld dat zijn pols
waarschijnlijk gekneusd was. Indien klager na zes weken nog last van zijn pols had, kon klager een spreekbriefje invullen. Klager heeft een briefje ingevuld en om slaapmedicatie gevraagd, omdat hij ’s nachts niet van de pijn kon slapen. Zijn pols deed
bij elke beweging pijn. Pas na zes à zeven weken is besloten foto’s te laten maken. Klager heeft nog één week moeten wachten voordat de foto’s werden gemaakt. De medische dienst moet toegeven dat zij een fout hebben gemaakt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De inrichtingsarts heeft niet verwijtbaar medisch gehandeld of een foute diagnose gesteld. Op de momenten dat de pols is beoordeeld, is adequaat gehandeld. De eerste keer is geadviseerd een
week
later een foto te laten maken als er geen verbetering optrad. De tweede keer is meteen besloten een foto te laten maken.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, is omtrent de polsklachten van klager het volgende gebleken.
Op 20 februari 2009 is klager gezien door de inrichtingarts in verband met klachten aan de rechterpols van klager. Er was sprake van een zwelling en drukpijn aan de pols. Besloten is tot een afwachtend beleid, omdat de zwelling en de pijn al wat minder
werden. Verder is geadviseerd klager een week later opnieuw te beoordelen, nu de mogelijkheid van een breuk niet was uit te sluiten. Op 27 februari 2009 kwam bij de medische dienst het verzoek van klager binnen om slaapmedicatie. Uit het medisch
dossier
blijkt niet dat over de polsklachten is gesproken en klager is onderzocht. De slaapmedicatie en slaapproblemen lijken volgens het medisch dossier niet in verband te staan tot de polsklachten van klager. Op 20 maart 2009 is klager, die alsnog
uitdrukkelijk klaagde over pijn aan de pols, gezien door de inrichtingsarts en onderzocht aan de pols. Toen is besloten tot het maken van een röntgenfoto.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Weliswaar blijft onduidelijk waarom
klager – zoals op 20 februari 2009 is geadviseerd – op 27 februari 2009 niet opnieuw aan zijn pols is onderzocht. Bij aanhoudende klachten aan zijn pols had het echter op de weg van klager gelegen daarover contact op te nemen met de medische dienst.
Het
feit dat klager pas op 20 maart 2009 weer is gezien door de inrichtingsarts, kan de inrichtingsarts derhalve niet worden verweten. De inrichtingsarts heeft juist gehandeld door een afwachtend beleid te hanteren en na het consult van 20 maart 2009
alsnog
een foto van de pols te laten maken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr. ing. C.J. Ruisen, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 6 april 2010

secretaris voorzitter

Naar boven