Nummer: 10/302/GB
Betreft: [klager] datum: 19 april 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. Koese, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 februari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in een gestapeld traject, plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair
programma
(p.p.), ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 13 juli 2002 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet vinden in het oordeel van de selectiefunctionaris dat de kans op recidive aanwezig is nu deze blijkbaar is gebaseerd op de destijds aanwezig geachte problemen op het gebied van drugs en gokken. Uit de beschikbare rapportages blijkt
evenwel niet van dermate grote problemen op het gebied van drugs dat dit toewijzing van het verzoek in de weg staat. Bovendien blijkt ten aanzien van de gokproblematiek niet in welke mate dit problemen zou opleveren, laat staan in welke mate het gevaar
bestaat dat dit tot het plegen van delicten zou leiden. Klager meent voorts dat het gelet op zijn reïntegratie in de samenleving na een zeer langdurige detentie van belang is om op een zo kort mogelijke termijn te starten met plaatsing in een z.b.b.i.
De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de locatie Norgerhaven heeft positief geadviseerd ten aanzien van een gestapeld detentietraject, plaatsing in een z.b.b.i. met daarna p.p. Voor wat betreft het p.p. is dit advies ondersteund door de Reclassering. De Reclassering geeft
aan dat de start van een ambulant behandeltraject gericht op geïndiceerde problematiek, een voorwaarde is om aan een p.p. deel te nemen. Van voornoemd traject was nog geen sprake. De interventie terugvalpreventie alcohol & gokken moet gepland zijn
voordat klager kan worden geselecteerd voor een z.b.b.i. De door de selectiefunctionaris gestelde recidive is gebaseerd op actuele rapportages en adviezen en niet op destijds aanwezig geachte problemen. Wanneer de interventies gepland zijn, kan aan de
hand van een actueel advies een nieuwe beslissing genomen worden.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van ten minste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan €
226,-
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 2000, 176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij
de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (ongebeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator afbreuk doen. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele
gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan.
4.3. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt geregeld vanaf welk moment een begin kan worden gemaakt met de tenuitvoerlegging van een p.p. en aan welke eisen de beslissing van de selectiefunctionaris
dient te voldoen.
4.4. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog niet te plaatsen in een zeer
beperkt
beveiligde inrichting en aansluitend een p.p. niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Overigens heeft de selectiefunctionaris aangegeven dat wanneer de interventies gepland zijn aan de hand van een actueel advies een nieuwe beslissing genomen
kan worden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 19 april 2010
secretaris voorzitter