Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2666/GB, 12 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2666/GB

Betreft: [klager] datum: 12 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.S. Moeniralam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 september 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klagers raadsvrouw heeft op 16 maart 2010 telefonisch verzocht om een nadere termijn voor het indienen van nadere gronden. Dit uitstel is haar verleend tot 26 maart 2010.
Een nadere reactie is niet ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 oktober 2001 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis met een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) van de
penitentiaire
inrichting (p.i.) Tilburg. Op 28 juli 2009 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Krimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 12 februari 2010, met, voor zover hier van belang, nummers 2009/1388 en 2009/1389, van de beklagcommissie bij de p.i. Tilburg, is klagers beklag betreffende een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere
verblijfsruimte dan een strafcel, vanwege het feit dat klager voor de tweede maal positief is bevonden op cannabinoïden, ongegrond verklaard. Klager is niet in beroep gekomen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In het bezwaarschrift is gevraagd om inzage in de gedragsrapportage vanuit de p.i. Tilburg. Die informatie is nooit ontvangen, zodat klager niet in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren. Klager is bang dat er onwaarheden in de rapportage staan
en
dat hij om oneigenlijke redenen is overgeplaatst.
De na indiening van het beroep ontvangen stukken van de selectiefunctionaris zijn erg karig voor een gedragsrapportage. Feitelijk is klager disciplinair gestraft voor incidenten en wordt hij ook nog eens overgeplaatst. Klager is door de overplaatsing
benadeeld, omdat hij met de aan de p.i. Tiburg verbonden psychologe een traject was ingegaan ter voorbereiding op plaatsing bij de Ponder.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De overplaatsing van klager is gebaseerd op het selectievoorstel van de p.i. Tilburg, waarin vermeld staat dat klager heeft laten zien niet te kunnen omgaan met de vrijheden die een regime als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling biedt.
Tijdens zijn verblijf in Tilburg is klager opgevallen door zijn grensverleggende en negatieve houding. Dit heeft ook geresulteerd in een aantal disciplinaire straffen. Op 15 juni 2009 scoorde klager positief op het gebruik van cannabinoïde. Op 16 juli
2009 scoorde hij opnieuw positief. Op grond van het gegeven dat klager tweemaal binnen een maand positief scoorde op het gebruik van drugs, is besloten het advies van de p.i. Tilburg over te nemen en hem uit het regime als bedoeld in artikel 20, tweede
lid, van de Regeling weg te plaatsen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is van belang dat klager tegen de hem op
16 juli 2009 opgelegde disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel beklag heeft ingesteld. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard en klager heeft hiertegen geen beroep ingesteld.
De aanleiding voor het opleggen van de disciplinaire straf, te weten het voor de tweede maal positief scoren op cannabinoïden, is door klager niet betwist en zal daarom als juist worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 april 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven