nummer: 10/541/GV
betreft: [klager] datum: 1 april 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 18 februari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. I. Baardman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het is niet juist dat hij wraak zou willen nemen op zijn slachtoffer. Zijn slachtoffer heeft bij de politie aangegeven wraak te zullen nemen op klager als hij hem zou tegenkomen. Klager koestert geen wrok.
Hij wil verlof om zijn familie te bezoeken en om de relatie met zijn ex-vriendin te redden. Klager heeft niet mee willen werken aan het onderzoek door het NIFP, omdat dit onderzoek twee weken voor zijn zitting was en klager niet wilde dat de
behandeling
zou worden aangehouden. Klager werkt mee aan TR.
Klager is in eerste aanleg tot 30 maanden veroordeeld, mede omdat hij niet heeft meegewerkt met het NIFP. Bij de rechter-commissaris hebben mensen onder ede verklaringen afgelegd dat het slachtoffer klager wil afmaken. Klager zal aangifte doen van
bedreiging.
Namens de Minister van Justitie is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat een verlof niet ongestoord zal verlopen. De Minister heeft zich daarbij gebaseerd op de zwaarwegende argumenten die door het Openbaar Ministerie en de politie zijn aangevoerd. Daarbij wil klager
niet
aan zijn problematiek werken. Hij heeft zijn medewerking aan een onderzoek door het NIFP geweigerd. Gezien het gepleegde delict is een dergelijk onderzoek van belang en maakt het weigeren van zijn medewerking verlof ongewenst.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Almere heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op de negatieve adviezen van Openbaar Ministerie en politie.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Leeuwarden heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen detentiefasering met regelmatige verloven. Klager is veroordeeld ter zake van een ernstig geweldsdelict en twee autokraken. Zijn justitiële documentatie
omvat 23 pagina’s. Uit deze documentatie blijkt dat zijn justitiële contacten hetzij vermogensdelicten, hetzij gewelds- of agressiedelicten betreffen. Vanwege de ernst van het toegepaste geweld is de wens ontstaan klager door het NIFP te laten
onderzoeken. Dit heeft hij geblokkeerd door elke medewerking aan het onderzoek te weigeren. Een dergelijke houding heeft klager de laatste jaren telkens aangenomen indien een rapportage omtrent zijn persoon wenselijk werd geacht.
Voorts heeft klager nog twee lopende zaken, één in eerste aanleg en één in hoger beroep. Daarnaast dient klager nog een aantal dagen vervangende hechtenis te ondergaan.
De politie Flevoland heeft aangegeven dat het verlenen van verlof aan klager een mogelijk groot gevaar kan opleveren voor ernstige verstoring van de rechtsorde.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden wegens doodslag. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 21 januari 2011. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenissen van in totaal 21 dagen en zes dagen
gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Klager is veroordeeld terzake van een ernstig geweldsdelict. Hij heeft voorts een omvangrijke justitiële documentatie, waarbij sprake is van gewelds- en agressiedelicten. Uit de overige stukken valt al te leiden dat de kans aanwezig is dat, indien er
sprake is van een slachtofferconfrontatie, een verlof leidt tot verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Daarbij komt dat er sprake is van nog openstaande zaken, waardoor de einddatum van klager niet definitief is.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle
in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 1 april 2010
secretaris voorzitter