Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0141/GA, 31 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/141/GA

betreft: [klager] datum: 31 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphen,

gericht tegen een uitspraak van 15 januari 2010 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2010, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van genoemde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel en intrekking van de eerstvolgende twee verloven, wegens het aantreffen van een gedeelte van een tablet op klagers cel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Wanneer een gedetineerde een cel krijgt wordt deze cel bij binnenkomst samen met het personeel gecontroleerd. De gedetineerde tekent vervolgens en vanaf dat moment is hij verantwoordelijk voor zijn cel en wat zich daarin bevindt. Dit is opgenomen onder
2.2. en 6.2 van de huisregels van de locatie Ooyerhoek. Indien deze regels niet zouden bestaan zal iedere gedetineerde, nadat op zijn cel contrabande wordt aangetroffen, verklaren dat het niet van hem is maar van de persoon die vóór hem op deze cel
verbleef.
De directeur heeft het stukje tablet vergeleken met een tablet Ritalin en het stukje had dezelfde vorm en kleur als een Ritalintablet. Het stukje tablet is niet getest. Klager beweerde eerst dat het een stukje kalk was, want het plafond was net gewit.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zat pas één dag op de cel, toen het pilletje werd gevonden. Het zag er uit als een kruimeltje. Klager gebruikt geen Ritalin, maar alleen Valium. Bij binnenkomst op de cel is alleen de celinventaris gecontroleerd. Hij heeft onterecht vijf dagen
op
een strafcel gezeten. De twee verloven was klager toch al kwijt wegens een positieve urinecontrole.

3. De beoordeling
Vast staat dat op klagers cel een stukje van een tablet is gevonden. De directeur heeft aangegeven dat dit stukje tablet niet is getest.
De beroepscommissie is van oordeel dat, nu niet is onderzocht wat de samenstelling was van dit stukje tablet, niet is vast komen te staan dat het om contrabande gaat. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Op grond van artikel 51, aanhef en onder d, van de Pbw kan de directeur (onder meer) de volgende disciplinaire straf opleggen: weigering, intrekking of beperking van het eerstvolgende verlof. De minister heeft blijkens de Memorie van Toelichting
(paragraaf 18 onder b) de weigering, intrekking of beperking van het verlof uitdrukkelijk beperkt tot het eerstvolgende verlof. Gelet hierop is de beslissing van de directeur met betrekking tot het tweede verlof, niet zijnde het eerstvolgende verlof,
naar het oordeel van de voorzitter in strijd met het hiervoor genoemde wettelijk voorschrift van artikel 51 van de Pbw. Het beklag dient ook om die reden gegrond te worden verklaard.
Klager heeft ter zitting verteld dat hij zijn verloven toch al kwijt was wegens een positieve urinecontrole. Klager heeft derhalve geen nadeel ondervonden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 31 maart 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven