nummer: 09/3352/GA
betreft: [klager] datum: 30 maart 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. J. Welvering, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 november 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2010, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en [...], juridisch medewerker, bij de p.i. Hoogeveen.
Klager en zijn raadsman, mr. A. J. Welvering, hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. het niet tijdig uitvoeren van betalingsopdrachten van klagers rekening-courant;
b. de schending van de privacy.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De klacht is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de vertragingen in de betalingen in deze kwestie niet voortvloeien uit de handelwijze van het Shared Service Center (SSC), maar uit de handelwijze van de p.i.w.-ers. In de p.i. Hoogeveen
was juist een nieuwe werkwijze voor het verrichten van betalingen ingevoerd. Voorheen konden gedetineerden bij de p.i.w.-ers een lijst afhalen en deze invullen en weer inleveren. Thans moeten gedetineerden bij de balie mondeling aan een p.i.w.-er
opgeven welke betalingen dienen te worden verricht en naar welk rekeningnummer. Klager acht dit een schending van de privacy, nu deze informatie diende te worden opgegeven terwijl er ook medegedetineerden in de directe nabijheid aanwezig waren.
Klager heeft in oktober 2009 getracht een tweetal betalingen via het SSC te laten verrichten. De betreffende p.i.w.-er zei dat hij niet wist op welke wijze de betalingen dienden te worden ingevoerd en dat hij geen tijd had. Klager is dus weggestuurd en
hij heeft vervolgens een week lang erop aangedrongen dat de betalingen werden ingevoerd. Pas na één week was een p.i.w.-er bereid één betaling in te voeren. Klager werd verteld dat de tweede betaling niet lukte, waarna het nog weer eens een week heeft
geduurd voordat ook deze betaling is verricht. Klager beklaagt zich over de handelwijze van de p.i.w.-ers. Daarbij komt nog dat beide transacties de nodige haast hadden.
De p.i.w.-ers hebben van de directeur de gedelegeerde bevoegdheid gekregen om feitelijke beslissingen te nemen. Deze beslissingen kunnen dan ook worden beschouwd als een beslissing door of namens de directeur. In de brief van 25 januari 2010 geeft de
directeur ook aan dat op grond van de Pbw voor de directeur de verplichting bestaat om zorg te dragen voor het behoorlijk laten verlopen van het betalingsverkeer van de gedetineerden. Dat het SSC vervolgens kort nadat de betalingen in de computer waren
ingevoerd, de betalingen heeft verricht doet niet terzake. Het gaat immers juist om het moment van het verzoek door klager om de betalingsopdracht in te voeren en het moment van het daadwerkelijk invoeren van de betalingsopdracht.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tussen de datum van verzending en de datum van afboeking is een periode van één dag gelegen. Dit is een redelijke termijn. Voorts is niet komen vast te staan dat inrichtingswerkers willens en wetens hebben gezorgd voor het niet tijdig uitvoeren van
klagers betaalopdrachten. Indien zou blijken dat er enkele dagen zijn gelegen tussen het doorgeven van de betaalopdracht en het daadwerkelijk invullen van het digitale formulier dan is dat te wijten aan de wijziging in oktober 2009 ten aanzien van het
doorgeven van betalingsopdrachten aan het SSC. Thans moet een p.i.w.-er elke betalingsopdracht in bijzijn van de betreffende gedetineerde in de computer invoeren. Zeker in het begin heeft dat veel tijd gekost. De directeur heeft wel signalen vanuit de
inrichting gekregen dat deze nieuwe werkwijze voor irritatie bij personeel en gedetineerden heeft gezorgd. Het kan voorkomen dat niet elk betalingsverzoek direct wordt ingewilligd, maar er mag hooguit een paar dagen tussen zitten. Er zijn in genoemde
periode geen klachten van andere gedetineerden binnengekomen. Voorts vallen dergelijke handelingen onder de feitelijke handelingen van het inrichtingspersoneel en deze zijn niet vatbaar voor beklag.
Gedetineerden dienen hun betalingsopdrachten te melden bij de balie op de afdeling. Daar staat ook de computer. Het is niet ondenkbaar dat andere gedetineerden horen wat er gezegd wordt.
3. De beoordeling
In artikel 46, tweede lid, van de Pbw, is bepaald, dat de gedetineerde de beschikking heeft over een rekening-courant bij de inrichting. Op grond van die bepaling bestaat voor de directeur de verplichting zorg te dragen voor het behoorlijk laten
verlopen van het betalingsverkeer met en van de gedetineerden. De omstandigheid dat het betalingsverkeer feitelijk wordt uitgevoerd door het SSC, ontslaat de directeur niet van die zorgplicht. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn beklag.
Klager stelt dat hij in oktober 2009 twee betalingsverzoeken tegelijkertijd heeft ingediend. Volgens klager heeft het inrichtingspersoneel de eerste betalingsopdracht na een week en de tweede opdracht na twee weken verwerkt.
Ter zitting heeft de directeur aangegeven dat de nieuwe werkwijze ten aanzien van de betalingsopdrachten van gedetineerden in het begin enige problemen heeft opgeleverd.
Nu de directeur echter onvoldoende navraag heeft gedaan naar de concrete afhandeling van deze twee betalingsopdrachten is niet weersproken dat het (te) lang heeft geduurd voordat klagers betalingsopdrachten zijn verwerkt.
Dit niet snel genoeg afhandelen van de betalingsopdrachten door de betrokken medewerkers komt naar het oordeel van de beroepscommissie voor de verantwoordelijkheid van de directeur en het beklag moet in zoverre alsnog gegrond worden verklaard. De
beroepscommissie acht de enkele gegrondverklaring in dit geval een voldoende tegemoetkoming en er zal geen financiële tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 maart 2010.
secretaris voorzitter