Nummer: 10/787/SGA
Betreft: [klager] datum: 22 maart 2010
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde b.b.i. d.d. 17 maart 2010, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in
een afzonderingscel, ingaande op 17 maart 2010 om 10.45 uur en eindigende 31 maart 2010 om 10.45 uur, ter voorkoming van ontsnapping totdat de selectiefunctionaris een beslissing heeft genomen. Een en ander omdat uit rapportage naar voren is gekomen
dat
verzoeker onvoldoende heeft meegewerkt aan interventie bij het DOK te Rotterdam.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 22 maart 2010. De secretaris van de beklagcommissie bij voormelde b.b.i. heeft nog niet gereageerd op het verzoek om inlichtingen.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het volgende aangevoerd. Op of omstreeks 25 november 2009 heeft verzoeker een beslissing van de selectiefunctionaris gekregen inhoudende dat verzoeker onvoldoende meewerkte aan een interventie maar dat hij desondanks toch in een b.b.i.
mag verblijven. Verzoeker zou alleen niet mogen doorfaseren. Verzoeker verbleef toen in de PI Tilburg. Daar deze PI werd gesloten, is verzoeker overgeplaatst naar de b.b.i. Maashegge. De directeur van de b.b.i. hecht geen waarde aan die beslissing van
de selectiefunctionaris en wil alsnog om dezelfde reden een beslissing van de selectiefunctionaris. De ordemaatregel is opgelegd, onder meer om ontsnapping te voorkomen. Nu verzoeker al geruime tijd iedere maand met verlof gaat en ook al een aantal
keren met incidenteel verlof is geweest, vindt verzoeker dat geen reden. Verzoeker is altijd netjes van verlof teruggekomen. Verzoeker heeft in de inrichting aangegeven dat hij een nieuwe rapportage van de Reclassering wilde. Op 10 maart 2010 is de
Reclassering bij hem geweest en deze heeft aangegeven dat er geen bezwaar was om verzoeker op 16 mei a.s. met dagdetentie te laten gaan.
De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Onlangs is aan het licht gekomen dat verzoeker in het voortraject onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn interventies. Op basis van de van de Reclassering Noord verkregen informatie zijn er
grote twijfels gerezen omtrent verzoekers deelname aan de aanbevolen interventies. Vanwege het feit dat de b.b.i. minimaal beveiligd is en een ontvluchting dan wel onttrekking niet onmogelijk is, is verzoeker, die voor een eventuele herselectie is
aangeboden bij de selectiefunctionaris, in afwachting van die beslissing een ordemaatregel opgelegd.
2. De beoordeling
De voorzitter heeft nog geen inlichtingen ontvangen van de secretaris van voormelde beklagcommissie. Uit het verzoek valt af te leiden dat verzoeker een klaagschrift heeft ingediend bij de beklagcommissie. Gezien het vorenstaande acht de voorzitter
aannemelijk dat een klaagschrift is ingediend zodat verzoeker zal worden ontvangen in zijn verzoek.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar
het
oordeel van de voorzitter is dat hier het geval nu de directeur op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker de inrichting zou willen ontvluchten en in het geheel niet is ingegaan op het hieromtrent door verzoeker aangevoerde. Gelet
daarop moet worden geoordeeld dat de directeur kennelijk een onvoldoende belangenafweging heeft gemaakt bij het nemen van zijn beslissing en dat die beslissing daarom – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – als onredelijk en onbillijk moet
worden aangemerkt. Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de aan verzoeker opgelegde ordemaatregel met onmiddellijke ingang.
Aldus gegeven door mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 22 maart 2010.
secretaris voorzitter