Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3044/GM, 11 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3044/GM

betreft: [klager] datum: 11 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 oktober 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.F.E. Sprenkels.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 augustus 2009 en 1 september 2009, betreft het niet kunnen consulteren van de arts betreffende de dosering Coversyl in de periode van 5 augustus 2009 tot 21
augustus 2009, en het zonder overleg stoppen met Temazepam.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Ondanks zijn schriftelijk verzoek heeft hij niet de beschikking over zijn medisch dossier gekregen. Hij heeft veel narigheid ervaren door de handelwijze van de inrichtingsarts sinds zijn verblijf
op unit 1 vanaf 31 juli 2009. Klager is normaal geen dwingende man, maar heeft zich door de problemen met de medische dienst wellicht wat dwingender opgesteld.
Klager had al vóór zijn detentie een hoge bloeddruk, maar hij had daar toen niet veel last van. Hij is drie jaar geleden bij zijn huisarts geweest en heeft toen een middel gekregen dat niet hielp. Hij had niet veel tijd om naar een arts te gaan en
heeft
zelf twee keer in de week zijn bloeddruk gemeten, waarvan hij zijn huisarts een overzicht gaf. Zijn huisarts wilde op een gegeven moment medicatie geven om zijn onderdruk te verlagen, maar klager is intussen van huisarts veranderd en raakte
gedetineerd.
Hij heeft last van duizeligheid gekregen na een auto-ongeluk. Hij heeft daarbij geen last van oorsuizen.
In detentie is aanvankelijk goed naar zijn toestand gekeken. Hij heeft nu een aanzienlijk hogere bloeddruk. Hem is één tablet Coversyl in de ochtend voorgeschreven. Daarvan werd hij duizeliger dan hij zonder die medicatie al was. Toen dit na een aantal
weken niet overging, wilde hij daarom in de ochtend een halve pil en in de avond de andere helft van de pil innemen. Sommige piw-ers werkten daaraan mee, maar van andere piw-ers kreeg hij de tweede helft van de pil niet, omdat klager dit eerst met de
arts moest opnemen. Hij heeft op 5 augustus 2009 om een consult van de arts gevraagd, omdat hij snel uitsluitsel wilde hebben. Pas op 14 augustus 2009 is hij gezien door een verpleegkundige, die hem op consult van de arts op maandag 17 augustus 2009
heeft gezet. Dat consult ging niet door vanwege een spoedgeval in de inrichting. Vervolgens is hij op consult van 19 augustus 2009 gezet. De arts geeft aan dat hij naar klagers afdeling is gegaan, maar dat klager toen naar de arbeid was. In dat geval
had de arts de arbeid kunnen bellen, wat hij niet heeft gedaan. Vervolgens heeft de arts op 21 augustus 2009 op klagers cel de bloeddruk gemeten en hem gevraagd zijn klacht in te trekken. Gezien de spoedeisendheid van zijn verzoek om een consult, had
klager na het niet doorgaan van het consult op 17 augustus 2009 in de gelegenheid gesteld moeten worden om zijn eigen huisarts telefonisch te consulteren. Klager heeft nooit rustig met de inrichtingsarts kunnen spreken. Hij heeft aangegeven dat wel te
willen, maar moest op een sprekersbriefje de reden daarvan vermelden, wat hij niet heeft gedaan, omdat hij dat privé vindt. Kennelijk is het briefje door de piw-ers niet doorgegeven. Na 21 augustus 2009 heeft hij de arts niet meer gesproken.
Volgens de inrichtingsarts is op klagers verzoek van 25 augustus 2009 gestopt met Temazepam, maar dat is niet juist. Klager is niet op 25 augustus 2009 bij de medische dienst geweest. Het stoppen met Temazepam is nooit ter sprake gekomen. Nadat
hervatting daarvan op 28 augustus 2009 was afgesproken, heeft hij pas op 31 augustus 2009 weer Temazepam gekregen.
Geconcludeerd moet worden dat sprake is van onzorgvuldig handelen en dat klager in strijd met artikel 42 Penitentiaire beginselenwet geen adequate medische verzorging heeft gehad. Hiervoor dient klager een passende compensatie te worden gegeven.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Het medisch dossier wordt op aanvraag doorgaans binnen een dag in kopie verstrekt. Van klager is geen aanvraag bekend.
Klager is een dwingende man, aan wie zowel op unit 7 als op unit 1 adequate medische zorg is verleend. Klager is regelmatig door een collega-arts, de psychiater en verpleeg-kundigen gezien. Op 17 augustus 2009 zou een consult plaatsvinden. Door
waarneming voor een andere arts en een suïcide op 17 augustus 2009 was hij later die dag bij klager op de gang, maar toen bleek klager naar de arbeid te zijn. Ook op 19 augustus 2009 was klager naar de arbeid. Op 21 augustus 2009 heeft een normaal
consult plaatsgevonden. Later heeft hij met klager over de klacht gesproken om tot een oplossing te komen, niet om hem om intrekking van de klacht te vragen.
Er was geen sprake van spoed. Klager nam per dag twee halve doses, wat gelijk staat aan een hele dosis. Het is hem niet bekend en staat ook niet in het medisch dossier vermeld dat sommige piw-ers klager in de avond niet de helft van klagers
dagmedicatie
hebben gegeven.
Op klagers verzoek is gestopt met Temazepam. Dit hoeft niet direct met de arts overlegd te worden, maar moet en is achteraf goedgekeurd.
Op 28 augustus 2009 is een oplossing gevonden voor klagers medicatiewens in twee halve doses en is afgesproken weer te starten met Temazepam. Het was niet de bedoeling dat de herstart van Temazepam pas na het weekend zou plaatsvinden, maar dit heeft
voor klager geen ernstige gevolgen gehad.
Op 4 september 2009 heeft hij uitgebreid met klager gesproken over wat klager allemaal dwars zat.

3. De beoordeling
In beroep kunnen alleen de klachten, zoals verwoord in klagers verzoeken om bemiddeling, aan de orde zijn. Voor zover klager die klachten in beroep heeft uitgebreid, moet de beroepscommissie aan die uitbreiding voorbij gaan.

Uit het aan de beroepscommissie toegezonden (en door de beroepscommissie aan klager en zijn raadsman doorgezonden) medische dossier van klager komt - voor zover hier van belang - onder meer het volgende naar voren. Klagers bloeddruk is sinds zijn
verblijf in de inrichting vanaf 16 juni 2009 wekelijks gemeten door een verpleegkundige. Vanaf 3 juli 2009 wordt hem een tablet Perindopril/Indapamide (Coversyl) per dag gegeven; klager wil geen bètablokker. Bij de bloeddrukmeting op 9 juli 2009 staat
vermeld dat klager zich met deze medicatie beter voelt. Ook op vrijdag 14 augustus 2009 is klagers bloeddruk gemeten en is zijn verzoekbriefje in behandeling genomen. Niet vermeld is van welke datum dat verzoekbriefje is. Klager heeft de
verpleegkundige
op 14 augustus 2009 gemeld dat hij maar een halve tablet Coversyl inneemt vanwege duizeligheid en dat hij meent van die medicatie depressief te worden, waarna klager op consult van de arts van maandag 17 augustus 2009 is gezet. Op 21 augustus 2009
heeft
klager de inrichtingsarts gemeld dat hij nu twee maal daags een halve tablet Coversyl inneemt, wat akkoord is bevonden. Klager heeft op 25 augustus 2009 de verpleegkundige meegedeeld dat Temazepam niet meer hoeft. De inrichtingsarts is daarmee op 26
augustus 2009 akkoord gegaan. Op 28 augustus 2009 heeft klager de inrichtingsarts meegedeeld dat hij Temazepam wil herstarten, waarmee de inrichtingsarts akkoord is gegaan. Klager heeft die dag gemeld dat hij het er niet mee eens is dat de Temazepam
zomaar is gestopt nadat hij het met de verpleegkundige had besproken en deze klager had gezegd dat klager een briefje moest schrijven. Op 31 augustus 2009 is een patiëntenbriefje ontvangen en heeft de verpleegkundige vermeld dat kennelijk afgelopen
vrijdag was afgesproken dat klager weer met Temazepam start Op 4 september 2009 heeft de inrichtingsarts uitgebreid met klager gesproken over de moeizame communicatie.

De beroepscommissie is op grond van deze gegevens van oordeel dat de medische dienst voldoende aandacht aan klagers problematiek en zijn wens ten aanzien van de dosering van Coversyl heeft besteed. Naar aanleiding van een verzoekbriefje is klager op 14
augustus 2009 door een verpleegkundige gezien, die hem op het spreekuur van de arts van 17 augustus 2009 heeft geplaatst. Naar de inrichtingsarts heeft verklaard, heeft dat spreekuur door omstandigheden buiten de inrichtingsarts en klager om niet
plaatsgevonden. De inrichtingsarts heeft klager op de afdeling bezocht op 17 en 19 augustus 2009, op welke momenten klager naar de arbeid was. De inrichtingsarts heeft klager op 21 augustus 2009 in consult gezien en is akkoord gegaan met klagers wens
om
twee maal daags een halve tablet Coversyl in te nemen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie niet gebleken van een dringende medische noodzaak voor een spoedconsult van de inrichtingsarts in de periode van 5 augustus 2009
tot 21 augustus 2009.

Volgens klager is zonder overleg met hem gestopt met de Temazepam. Volgens de inrichtingsarts en de gegevens in het medische dossier is met Temazepam gestopt op klagers (mondelinge) verzoek. Wat daar ook van zij, vast staat in ieder geval dat de
Temazepam is gestopt en na een aantal dagen op verzoek van klager weer is verstrekt. Niet is gesteld of gebleken dat klager door het stoppen met de Temazepam niet goed heeft kunnen functioneren of anderszins ernstige gevolgen daarvan heeft ondervonden.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat niet kan worden gezegd dat sprake is van het handelen van de inrichtingsarts of de medische dienst dat moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel
28 Pm neergelegde norm.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven