Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3392/GA, 11 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3392/GA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 november 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de LABG Demersluis te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft bejegening door het personeel.

De beklagrechter heeft verstaan dat klager zijn klacht heeft ingetrokken op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het in beklag ingenomen standpunt in beroep, voor zover hier van belang, als volgt toegelicht. Op 28 januari 2009 kwam piw-er [...] langs om te zeggen dat de maandcommissaris er was. Klager is toen uit bed gekomen en heeft gezegd dat hij
zijn verhaal uitgebreid bij de commissie van toezicht zou vertellen. Klager heeft meerdere klaagschriften ingediend. Klager verwijst naar artikel 7, derde en vierde lid, Pbw en artikel 56, eerste lid, Pbw. Klager heeft geen enkele aanvaardbare brief
van
de maandcommissaris gekregen dat zijn beklag is ingetrokken. Zijn rechten en plichten worden gewoon in de doofpot gestopt.

Klagers raadsman heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zijn beklag geenszins willen intrekken. Er had derhalve een zitting bepaald moeten worden en er had in ieder geval een inhoudelijke beslissing genomen moeten worden.
Zoals blijkt uit klagers brief van 4 december 2009 wilde hij graag een gesprek met de maandcommissaris. Deze boodschap is niet of niet juist overgebracht door het personeel. De maandcommissaris heeft hiermee te makkelijk genoegen genomen. De
beklagcommissie heeft voorts de verkeerde gevolgen verbonden aan de door de maandcommissaris weergegeven gang van zaken, door het beklag als ingetrokken te beschouwen. Saillant in deze zaak is dat de klachten, welke thans niet in behandeling zijn
genomen, nu juist over de bejegening van het personeel gaan. Het netto-resultaat is dat klagers klachten over bejegening door het personeel, door het personeel worden weggepoetst. Klager wenst dat zijn klachten alsnog door de beklagcommissie worden
behandeld.
Hoewel een bejegening, voor zover dit feitelijke handelingen betreft, volgens vaste jurisprudentie niet als een beslissing van de directeur wordt beschouwd, is dit anders indien deze bejegening een stelselmatig en klaarblijkelijk door of vanwege de
directeur gesanctioneerd karakter heeft.

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beklagrechter heeft op niet toereikende gronden aangenomen dat klager zijn beklag had ingetrokken. De uitspraak van de beklagrechter zal derhalve worden vernietigd. De beroepscommissie zal het beklag zelf afdoen.

Klager beklaagt zich erover dat p.i.w.-er Koos het telefoongesprek dat klager met zijn advocaat voerde, heeft afgebroken. Klager heeft al eerder problemen met deze p.i.w.-er gehad. De beroepscommissie overweegt dat het handelen van het personeel in een
inrichting in het kader van de uitoefening van diens taak, behoudens puur feitelijke handelingen, in beginsel beklagwaardige beslissingen als bedoeld in artikel 60 Pbw oplevert. Echter, wat in deze ter toelichting van het beklag is aangevoerd voldoet
niet aan het hiervoor omschreven criterium. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 11 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven