Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3396/TA, 29 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3396/TA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een mondelinge uitspraak van 3 december 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord mr. A.L. Louwerse, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], juridisch medewerker en [...], hoofd behandeling.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft afzondering op de eigen kamer naar aanleiding van een incident op 9 oktober 2009.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De schriftelijke mededeling van de afzondering is klager op 12 oktober 2009 en daarmee te laat uitgereikt, omdat hij al op 9 oktober 2009 was afgezonderd. Klager is gevraagd vrijwillig op zijn kamer te blijven, maar had geen andere keuze en heeft niet
vier uur per dag met medepatiënten kunnen doorbrengen.
De inrichting heeft met twee maten gemeten, nu de betrokken medepatiënt niet is afgezonderd, terwijl deze was begonnen met een duw in de rug van klager. Klager had een glas in zijn hand en heeft deze op de grond gesmeten. Op een nieuwe aanval in de rug
van klager heeft klager zijn belager met een stoel klemgezet, waarmee het incident is geëindigd. Klagers gedrag is door de inrichting als meer grensoverschrijdend gezien, terwijl de agressie van de medepatiënt naar klager toe de aanleiding tot het
incident was, maar dit niet door het personeel is gezien. De inrichting had beiden moeten afzonderen, in welk geval het probleem mogelijk eerder zou zijn opgelost. Nu was er voor de medepatiënt geen belang om in gesprek te gaan. Tijdens het eerste
gesprek op 10 oktober 2009 viel de betreffende medepatiënt boos uit tegen klager en is deze weggelopen, terwijl klager rustig bleef. De betreffende medepatiënt heeft aldus geen verantwoordelijkheid willen nemen voor wat hij heeft gedaan. Het tweede
gesprek op 11 oktober 2009 is niet door klager geweigerd. Klager heeft alleen aangegeven dat hij die dag zijn bezoek wilde ontvangen. Klager wilde niet aan het derde gesprek op 12 oktober 2009 deelnemen, nadat hij had gehoord dat de betreffende
medepatiënt geen gesprek wilde voeren. Zonder dat partijen het geschil hebben uitgesproken, is klagers afzondering op 16 oktober 2009 beëindigd. Klagers afzondering heeft te lang geduurd.
Het beklag dient dan ook alsnog zowel formeel als materieel gegrond te worden verklaard en klager dient een passende tegemoetkoming te worden toegekend.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager geeft steeds aan dat de duw in zijn rug de reden van zijn reactie is geweest. Dit is echter niet door het personeel gezien. Ook van andere patiënten is terzake geen eenduidig beeld naar voren gekomen. Wel is gezien dat klager een glas heeft
gepakt en op de grond heeft gegooid, en dat hij een stoel heeft gepakt en de betreffende medepatiënt daarmee klem heeft gezet. Dit is als intimiderend en bedreigend ervaren. Daar klager al buiten de afdeling op een kamer van de logeerunit verbleef, is
hem gevraagd daar vrijwillig te blijven. Dit is door de staf niet als een afzonderingsmaatregel gezien. Klagers deur is niet op slot gedaan en klager heeft geen beperking in het luchten gehad. De inrichting wilde proberen de kwestie via een gesprek op
te lossen. Op 10 oktober 2009 is de betreffende medepatiënt uit het gesprek weggelopen, omdat klager direct aangaf dat die medepatiënt was begonnen en laatstgenoemde op die manier niet wilde praten. In het weekend kunnen patiënten de gehele dag bezoek
ontvangen. Normaal was klager in het weekend niet op de afdeling. Klager was 11 oktober 2009 de hele dag met zijn vrouw op zijn kamer. In het gesprek van 12 oktober 2009, waarbij mevrouw Van de Sande aanwezig was, heeft klager niet naar zijn eigen
aandeel willen kijken en bleek er geen ingang voor een gesprek te zijn. Om die reden en omdat hij op 9 oktober 2009 agressief is geweest, is besloten klager in te sluiten. De betreffende medepatiënt is niet gelijktijdig ingesloten, omdat deze niet
agressief is geweest en bereid was in gesprek te gaan.
Klager en de betreffende medepatiënt zijn sinds het gebeuren geen dikke vrienden, maar koken wel samen op de afdeling.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat klager al op 9 oktober 2009 is afgezonderd in de zin van artikel 34 Bvt. Klager verbleef immers al op de, buiten de afdeling gelegen, logeerunit en de deur van
klagers kamer is overdag tot aan de afzondering op 12 oktober 2009 niet afgesloten geweest. Daarom moet er van worden uitgegaan dat klager op 12 oktober 2009 is afgezonderd op zijn kamer. De schriftelijke mededeling van de beslissing tot afzondering is
op 12 oktober 2009, derhalve tijdig, aan klager uitgereikt.

Voldoende aannemelijk is geworden dat door personeel is gezien dat op 9 oktober 2009 door klager en een medepatiënt tijdens een woordenwisseling over en weer werd geduwd, dat klager een glas heeft gepakt en kapot heeft gegooid en vervolgens een stoel
heeft gepakt die hij in eerste instantie wilde gooien maar uiteindelijk heeft gebruikt om de betreffende medepatiënt klem te zetten. Daarmee was klager in agressieve zin betrokken bij een incident op de afdeling en had hij daarmee een aandeel in een
escalatie tussen het op dat moment bestaande conflict tussen hem en de betreffende medepatiënt. Verdere escalatie is uitsluitend door ingrijpen van het personeel beëindigd. Door personeel en medepatiënten kon geen helderheid worden gegeven ten aanzien
van de vraag wie als eerste is begonnen.
De inrichting had ervoor kunnen kiezen een maatregel op te leggen, maar heeft er op dat moment voor gekozen dit niet te doen, maar te proberen de kwestie door middel van een gesprek met klager en de betrokken medepatiënt op te lossen. In de gesprekken
van 10 en 12 oktober 2009 is het volgens de inrichting niet tot een oplossing gekomen, omdat klager geen verantwoording voor zijn eigen aandeel heeft willen nemen.
Nu in ieder geval klagers agressieve aandeel in het conflict door het personeel is gezien en klager in de gesprekken geen verantwoording voor zijn eigen aandeel in dat conflict heeft willen nemen door alleen te willen spreken over het aandeel dat de
betrokken medepatiënt volgens hem had, heeft de inrichting in redelijkheid kunnen beslissen klager op 12 oktober 2009 in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting op zijn kamer af te zonderen.
Nu de afzondering op 16 oktober 2009 is beëindigd omdat men op dat moment de veiligheid in de inrichting kon garanderen en in de tussentijd elke dag een poging is ondernomen om tot een oplossing te komen, kan niet worden geoordeeld dat de afzondering
langer dan noodzakelijk heeft geduurd.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven