Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3089/TA, 29 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3089/TA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. Nunnikhoven, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 oktober 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A. Nunnikhoven, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd
behandeling.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de verlenging van het afdelingsarrest op 6 mei 2009.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft in een relatief korte tijd van twee jaar alle therapieën afgerond. Het drugsincident was een hele lelijke streep door de rekening van klager, die het beste van zijn behandeling wil maken en niets met het incident te maken heeft. Hij heeft
geen drugsverleden, gebruikt geen drugs en heeft niets met drugshandel te maken. Klager kan begrijpen dat na de drugsvondst ten behoeve van onderzoek de hele groep afdelingsarrest heeft gekregen, maar niet dat zijn afdelingsarrest op 6 mei 2009 is
verlengd omdat zijn naam verscheidene keren zou zijn genoemd. Klager kan zich daartegen niet verweren. Het gaat om verklaringen van medepatiënten, die niet in het dossier zijn opgenomen. Klager werd verdacht, omdat hij omging met patiënten die een
drugsverleden hebben. Zijn naam is echter niet genoemd. Ter zitting wordt aangegeven dat klager onverschillig zou zijn geweest. Dat komt niet voort uit desinteresse, maar uit klagers manier van omgaan met het feit dat de verlenging voor hem
onrechtmatig
is en dat op grond daarvan wel zijn verlof is ingetrokken en een aantal therapieën niet is doorgegaan. Bovendien heeft de groepsbespreking na de eerste drugsvondst slechts een minuut geduurd. De motivering van de bestreden beslissing is te mager.
Uiteindelijk bevestigt de inrichting dat klager niets met het incident te maken had, maar heeft hem geen excuses aangeboden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met de vondst van een voor de inrichting grote hoeveelheid drugs, wat duidt op handel, was de orde en veiligheid van de inrichting in het geding. Ten behoeve van onderzoek naar betrokkenheid van patiënten is collectief afdelingsarrest opgelegd en zijn
individuele gesprekken gevoerd. Daarvan worden geen verslagen opgesteld, wel werkaantekeningen gemaakt. Uit gesprekken met medepatiënten is informatie over mogelijk betrokken patiënten gekomen. Het gaat daarbij om gissingen en observaties, waarin de
inrichting een schifting heeft moeten maken. Van de patiënten van wie de inrichting zeker wist dat zij niet betrokken waren, is het afdelingsarrest op 6 mei 2009 opgeheven. Van patiënten van wie de inrichting niet zeker wist of ze betrokken waren,
zoals
klager, is het afdelingsarrest op die datum verlengd. Daarbij is van belang dat de handelswaarde van de gevonden drugs duizenden euro’s bedraagt, het duidelijk om handel gaat en daarbij ook patiënten betrokken kunnen zijn die geen drugs gebruiken. Het
wel of niet hebben van een drugsverleden was daarom niet redengevend.
Het gebeurt wel vaker dat alleen namen worden genoemd. Daaraan wordt belang gehecht in de context van de vondst van twee grote hoeveelheden drugs. Klager toonde zich op die momenten tamelijk onverschillig. Zo heeft hij meerdere keren aangegeven: “Moet
ik hier voor uit mijn bed komen?” De groepsbespreking waarbij de heer Panjer aanwezig was, heeft zeker langer dan een minuut geduurd. Daarin is een ieder aangesproken op zijn verantwoordelijkheid, ook voor het klimaat op de afdeling, en is
afdelingsarrest opgelegd omdat niemand zijn verantwoordelijkheid wilde nemen.
Klagers afdelingsarrest is opgeheven, nadat zijn betrokkenheid bij de drugsvondst door de inrichting kon worden uitgesloten.

3. De beoordeling
Vast staat dat op 26 april 2009 aan alle bewoners van klagers afdeling collectief afdelingsarrest is opgelegd, omdat niemand verantwoordelijkheid wilde nemen voor de vondst van een relatief grote hoeveelheid drugs op de afdeling. Er zijn gesprekken met
individuele patiënten gevoerd. Op 6 mei 2009 zijn door medepatiënten namen genoemd van mogelijk betrokken patiënten, waaronder die van klager. Om verder onderzoek te kunnen doen, is het afdelingsarrest van laatstgenoemde patiënten op 6 mei 2009
verlengd, waaronder dat van klager. Het afdelingsarrest van de andere patiënten is die dag opgeheven.

Het hoofd van de inrichting heeft in redelijkheid kunnen beslissen het afdelingsarrest van klager te verlengen om verder onderzoek te doen naar zijn betrokkenheid bij drugshandel, waar zijn naam op 6 mei 2009 als zodanig door medepatiënten is genoemd
en
eerder geen informatie was gegeven op grond waarvan collectief afdelingsarrest was opgelegd.
Daaraan kan onvoldoende afdoen dat klager zijn betrokkenheid van meet af aan heeft ontkend en dat later is gebleken dat hij inderdaad niet bij drugshandel betrokken was. Gezien het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting,
moet de inrichting op basis van de haar op dat moment bekende gegevens onderzoek kunnen doen om te achterhalen wie bij drugshandel in de inrichting is of zijn betrokken.
Het afdelingsarrest is opgeheven, zodra uit het onderzoek bleek dat niet klager maar een andere patiënt als verdacht van betrokkenheid bij drugshandel kon worden aangemerkt.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven