Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2807/GA, 8 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2807/GA

betreft: [klager] datum: 8 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J.R. Roethof, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 september 2009 van de beklagcommissie bij de PI Overijssel, locatie Zwolle Zuid 1, betreffende:
1. (20091705) het tijdstip van selectie en discriminatie daarbij;
2. (20091706) het niet hebben ontvangen van een vonnis van de rechtbank;
3. (20091715) het missen van een zitting bij de rechtbank;
4. (20091749) het niet tijdig verzenden van door klager aangeboden post tengevolge waarvan klager aan de fiscus boetes moet betalen en
5. (20091753 en 20091776) de intrekking van een aanvankelijk toegekend verlof,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
De uitspraak waarvan beroep is op 28 september 2009 mondeling aan partijen medegedeeld. Daarbij is, zo staat in de uitgewerkte uitspraak, tevens medegedeeld dat zij binnen zeven dagen na dagtekening van die uitspraak beroep kunnen instellen.
Het beroepschrift dateert van 8 oktober 2009 en is op het secretariaat van de Raad ontvangen op 8 oktober 2009. Ingevolge artikel 69, eerste lid, Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de mondelinge
mededeling van de uitspraak worden ingediend.

In het beroepschrift wordt aangegeven dat klager in de veronderstelling verkeerde dat hij binnen 14 dagen beroep in kon stellen, dan wel een schriftelijke bevestiging kreeg met vermelding van de beroepstermijn. Artikel 69 Pbw laat echter geen ruimte
voor de kennelijk bij klager aanwezige onjuiste veronderstellingen.

Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. P.C. Vegter en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 8 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven