nummer: 09/3356/GA
betreft: [klager] datum: 29 maart 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) De Geerhorst te Sittard,
gericht tegen een uitspraak van 16 november 2009 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 februari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Sittard, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de ontzegging van de toegang tot de inrichting voor de duur van drie maanden voor een met name genoemde bezoekster, zulks wegens de verdenking van betrokkenheid bij de invoer van contrabande (softdrugs).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft grote twijfels met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beklag. Hij is van mening dat de bestreden beslissing niet op klager is gericht maar is gericht tegen zijn bezoekster. Klager heeft daarom geen belang bij een beslissing
op
dat beklag.
Indien de beroepscommissie het beklag ontvankelijk mocht achten, geldt het volgende. Volgens de directeur is het niet echt aannemelijk dat de bij klager aangetroffen contrabande afkomstig is uit de snoepautomaat. Er staan in de bezoekzaal inderdaad
snoepautomaten. De directeur acht het echter niet aannemelijk dat een andere bezoeker daar contrabande in legt die klager vervolgens daaruit heeft gehaald. De directeur geeft toe dat de verklaring van klager in theorie tot de mogelijkheden behoort. Hij
acht de door klager geschetste gang van zaken echter niet aannemelijk. Buiten hetgeen de ambtenaren in het verslag vermelden, kan de toedracht niet nader geverifieerd worden. In de bezoekzaal is geen cameratoezicht. De toezichthoudende ambtenaren
hebben
de feitelijke overdracht van de contrabande niet waargenomen. Klager wordt overigens net als de andere gedetineerden steekproefsgewijs gefouilleerd na het bezoek. Zijn verklaring dat hij nooit gefouilleerd zou worden na het bezoek is daarom niet
steekhoudend.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie is een beslissing als de onderhavige, hoewel deze betrekking heeft op het niet toelaten tot de inrichting van een
niet-gedetineerde, op te vatten als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, waarover de gedetineerde aan wie het bezoek wordt gebracht, kan klagen. Het tot niet-ontvankelijk verklaren van klager strekkende verweer van de
directeur wordt daarom verworpen.
Vast is komen te staan dat klager op 26 oktober 2009 tijdens het bezoekuur een plastic zakje met daarin een plakje hasjiesj in zijn hand had, terwijl hij met zijn bezoek aan de bezoektafel zat. Naar aanleiding daarvan is klager disciplinair gestraft en
is aan klagers bezoekster de onderhavige bezoekontzegging opgelegd. Klager heeft voor de beklagcommissie gesteld dat de contrabande tijdens het bezoekuur in de drankenautomaat is gelegd door een derde bezoeker en bestemd was voor een medegedetineerde.
Die medegedetineerde heeft aan klager gevraagd om die contrabande vanuit de bezoekzaal mee te nemen, dit omdat klager, die zelf geen verdovende middelen gebruikt, nooit wordt gefouilleerd. De beroepscommissie acht deze stelling van klager onvoldoende
aannemelijk. Dat geldt temeer nu de directeur heeft aangegeven dat klager, net als alle andere gedetineerden, na afloop van het bezoek kan worden onderworpen aan een steekproefsgewijs onderzoek aan lichaam en kleding. Dat maakt klagers stelling dat hij
nooit zou worden gefouilleerd en dat hij daarom voor de niet nader door hem genoemde gedetineerde een aantrekkelijke tussenpersoon zou zijn, ongeloofwaardig. Veeleer moet aannemelijk worden geacht dat die contrabande door klagers bezoekster aan klager
–
op enigerlei wijze – is overgedragen. Op grond daarvan kon de directeur in redelijkheid beslissen de toegang tot de inrichting aan die bezoekster tijdelijk te ontzeggen. Dat maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en
dat
het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 maart 2010
secretaris voorzitter