Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0559/GV, 26 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/559/GV

betreft: [klager] datum: 26 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C.M. Nederveen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 februari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is nog geen procedure tot ongewenstverklaring tegen klager gestart, nu de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nog geen voornemen tot ongewenstverklaring heeft uitgebracht. Klager heeft een
geldige verblijfsvergunning bezeten op grond van de relatie met zijn toenmalige partner. Klager heeft verzocht om wijziging van deze vergunning naar voortgezet verblijf. Deze aanvraag is afgewezen en hiertegen heeft klager bezwaar aangetekend.
Gedurende
de bezwaarprocedure heeft klager rechtmatig verblijf hier te lande. Op 4 december 2009 was de hoorzitting in de bezwaarprocedure. De IND heeft uitstel tot indiening van nadere gronden en een toelichting gegeven tot 1 maart 2010. Naar verwachting zal
kort hierna een beslissing op bezwaar volgen. Niet geconcludeerd kan worden dat klager zich aan toezicht zal onttrekken, nu hij groot belang bij deze procedure heeft. Criminele antecedenten van de bewoners op het verlofadres zijn klager niet bekend.

De bestreden beslissing is in beroep als volgt toegelicht.
Zowel het OM als de politie maken bezwaar tegen verlof. Het OM vreest mogelijke confrontatie met slachtoffers en wijst daarnaast op de ernst van het gepleegde feit en de verstoring van de openbare orde bij toekenning van verlof. Ook is bij het OM
bekend
dat men bezig is om klager tot ongewenst vreemdeling te verklaren en het toekennen van verlof hem de kans geeft onder te duiken in het illegale circuit. Daarnaast geeft de politie aan dat het opgegeven verlofadres voor hen niet acceptabel is, omdat de
daar woonachtige persoon meerdere criminele antecedenten heeft. Op grond van deze punten wordt gemeend dat het verlof vooralsnog niet door kan gaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft, ondanks klagers positieve gedrag binnen de gevangenis, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op de negatieve adviezen van de Advocaat-Generaal en de politie.
De Advocaat-Generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven negatief te adviseren gelet op het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers en het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare
feiten.
De politie Amsterdam-Amstelland heeft negatief geadviseerd, omdat ten aanzien van klager een traject tot ongewenstverklaring loopt. Voorts heeft de bewoner van het door klager opgegeven verlofadres meerdere criminele antecedenten.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld terzake poging tot moord. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 17 november 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit artikel 4, aanhef en onder l., van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt onder meer dat verlof wordt geweigerd ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt. Uit de stukken volgt dat er ten aanzien van klager een
voorstel is ingediend bij de IND om klager ongewenst te verklaren. Op dit voorstel is nog niet beslist. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid reeds een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van
klagers verlofaanvraag rechtvaardigt.
Daarnaast blijkt uit de stukken dat geen sprake is van een aanvaardbaar verlofadres, nu de bewoner van dat adres criminele antecedenten heeft. Dat klager stelt daarvan niets te weten, maakt de conclusie niet anders. Derhalve kan, gelet op het
bovenstaande, de beslissing van de Staatssecretaris niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven