Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0310/GB, 22 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/310/GB

Betreft: [klager] datum: 22 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 januari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 maart 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Roermond. Op 1 december 2009 is hij geplaatst in de gevangenis/ISD van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught. Op 4 februari 2010 is hij overgeplaatst naar de
gevangenis VBA van de p.i. Vught, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Zijn overplaatsing naar een b.b.i. is afgewezen omdat hij in december een verslag aangezegd heeft gekregen voor het roken van een joint. Klager beseft dat hij verkeerd heeft gehandeld. Hij heeft die softdrugs niet gebruikt omdat hij die nodig had maar
omdat hij, toen hij vanuit het h.v.b. Roermond werd geplaatst in de p.i. Vught, wist dat hij daar bedreigd zou worden. Door de daaruit voortvloeiende stress heeft klager gerookt. Na deze positieve uitslag heeft klager meer urinecontroles ondergaan en
die waren steeds negatief. Hij wil graag alsnog een kans krijgen om naar een b.b.i. te kunnen gaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. is afgewezen. Reden daarvoor was een positieve score op THC op 14 december 2009. Verzoeker is daarvoor disciplinair gestraft. Ook zou bij hem de helft van het eerstvolgende verlof ingetrokken moeten worden.
Dat is niet gebeurd omdat klager, gelet op de duur van de nog te ondergane detentie, nog niet in aanmerking komt voor verlof. Dit was voor de selectiefunctionaris aanleiding om van klager te verlangen om gedurende de eerstvolgende drie maanden geen
positieve urinecontroles te produceren. Indien dat het geval is, kan klager voor verdere detentiefasering in aanmerking komen. In dat geval is de selectiefunctionaris bereid om een positieve beslissing te nemen op een door klager ingediend verzoek.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Vastgesteld kan worden dat klager naar aanleiding van een positieve uitslag van een urinecontrole op 14 december 2009 een disciplinaire straf is opgelegd. Klager heeft erkend toen softdrugs te hebben gebruikt. Bezien in het licht van het
landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid, is een tijdelijke opschorting van klagers detentiefasering en dus een afwijzing van het door hem gedane verzoek om overplaatsing naar een b.b.i., niet onbegrijpelijk. De op de onder 3.2 genoemde gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

De beroepscommissie neemt bij haar beslissing in aanmerking dat de selectiefunctionaris heeft aangegeven dat klager, indien hij in de periode tussen 14 december 2009 en 14 maart 2010 niet nogmaals positief scoort op het gebruik van (soft)drugs, alsnog
in aanmerking kan komen voor een overplaatsing naar een b.b.i.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 april 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven