Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3298/GB, 22 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/3298/GB

Betreft: [klager] datum: 22 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) Alphen aan de Rijn afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 18 augustus 2009 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. Grave.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager snapt niet wat de beschikbare informatie waarop de selectiefunctionaris hem heeft afgewezen zou moeten zijn. Klagers zoon verblijft ook in de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen en daarom mag klager daar niet naartoe worden overgeplaatst.
Zijn
zoon zit echter in de gevangenis en klager zou in het h.v.b. geplaatst worden. Bovendien gaat het om verschillende zaken. Klager heeft nog nooit een rapport gehad en functioneert goed. Hij heeft veel contact met zijn zoon.
Klager wil wegens zijn thuissituatie overgeplaatst worden. Zijn vrouw heeft twee banen, verblijft in Utrecht en moet voor hun twee kinderen zorgen. Als ze op bezoek wil komen moet ze 180 kilometer rijden via een weg waar veel file is, een dag vrij
nemen
en zit ze met de tijden dat de kinderen naar school gebracht moeten worden. Bovendien moet ze ook nog hun zoon bezoeken. In de p.i. Alphen is het mogelijk dat familie tegelijkertijd bezoek ontvangt. Bovendien is het dichterbij en kunnen klagers
kinderen
dan ook op bezoek komen.

Namens klager is daaraan - kort weergegeven - het volgende toegevoegd.
De beslissing van de selectiefunctionaris is onvoldoende gemotiveerd.
Verder is geheel onduidelijk waarom het verblijf van klager in dezelfde inrichting als zijn zoon ongewenst zou zijn. Enig onderzoeksbelang kan deze beslissing niet rechtvaardigen. Klager en zijn zoon zijn op geen enkele wijze verbonden met elkaars
strafzaak. Klager en zijn zoon zijn bovendien bezig met het verkrijgen van een bezoekregeling. Vanuit de p.i. Grave is al aangegeven dat daar geen bezwaar tegen bestaat.
De bezoekregeling in de p.i. Alphen aan den Rijn is veel soepeler dan die in Grave, zodat het bezoek makkelijker te realiseren zal zijn. De beslissing van de selectiefunctionaris gaat ten koste van klagers recht op family life ex. artikel 8 EVRM.
Detentie dient zo veel mogelijk in de sociale omgeving van de betrokkene ten uitvoer worden gelegd. Er is niet gebleken van een cellentekort in de p.i. Alphen aan den Rijn of van enige andere nijpende reden die overplaatsing in de weg staat.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft een bijzondere status in verband met liquidatiedreiging. Onder andere is er sprake van verblijf op een overzichtelijke kleine afdeling, vervoer met zogenoemd Bijzonder Ondersteunings Team (BOT)-vervoer, onderzoek naar de populatie van de
p.i. waar klager wordt geplaatst en een advies van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP). Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij op een kleine overzichtelijke afdeling dient te verblijven. Dit is mogelijk in de inrichting waar klager naar
toe wil, maar de zoon van klager verblijft daar ook. De selectiefunctionaris verwijst hierbij naar de problematische situatie die is ontstaan bij de rechtbank Breda welke staat vermeld in het negatieve advies van het GRIP. De selectiefunctionaris is
van
oordeel dat er een zorgvuldige beslissing is genomen conform het wettelijk kader. De afwegingsgronden kunnen zijns inziens niet als onredelijk of onbillijk worden beschouwd.

3.3. Uit nader opgevraagde informatie is het volgende naar voren gekomen: De p.i. Alphen aan de Rijn bestaat uit twee units, het h.v.b. en de gevangenis. Beide units zijn hetzelfde opgebouwd. Elke unit bestaat uit twee grotere en twee kleinere
afdelingen. In de grotere afdelingen bevinden zich ca. 55 gedetineerden, in de kleinere ca. 25. In totaal kent de p.i. Alphen aan de Rijn dus acht afdelingen. Bij het h.v.b. zijn de afdelingen E en H groot, de afdelingen F en G klein. Bij de gevangenis
zijn de afdelingen A en D groot, de afdelingen B en C klein. Een zoon van klager verblijft op afdeling D.
Het h.v.b. en de gevangenis zijn twee aparte units. Het uitgangspunt is dat gedetineerden van beide units niet of nauwelijks met elkaar in contact komen. Alleen bijvoorbeeld in de kerk, bij het bezoek en bij bepaalde arbeidsplekken kan dat gebeuren
maar die kans is heel minimaal. Het werd als volgt verwoord: "In principe niet, maar geen garantie dat het niet gebeurt." Op de vraag of rekening gehouden kan worden met het feit dat bepaalde gedetineerden bij voorkeur niet gelijktijdig bezoek
ontvangen
is geantwoord dat dit goed realiseerbaar is.

Wat betreft het door de selectiefunctionaris genoemde incident bij de rechtbank Breda wordt in een mailbericht van 10 november 2009 bericht: “Bij navraag in de PI HollandsMidden/De Geniepoort werd meegedeeld dat op de kleine setting reeds zijn zoon
Toontje, registratienummer 1845874, van betrokkene zit gedetineerd. Deze persoon heeft ook een “rijk” verleden. Tijdens het EBV werd dit transport gevolgd door familieleden van betrokkene en familieleden van het slachtoffer. Dit slachtoffer was de
vriend van zijn ex-vrouw en werd door Toontje doodgeschoten.
Door het toestaan van de gevraagde overplaatsing zouden vader en zoon samen op een en dezelfde kleine afdeling worden geplaatst. Dit kan tot een machtsblok binnen de afdeling gaan leiden en is daarom ongewenst. De rust en de veiligheid binnen de
inrichting zou hierdoor ernstig in gevaar worden gebracht.
In tegenstelling tot wat door mij hedenmiddag telefonisch werd meegedeeld, kan door het GRIP om die reden GEEN positief advies gegeven worden op de aangevraagde overplaatsing van betrokkene naar de PI Alphen aan de Rijn.”

Klager, diens raadsman en de selectiefunctionaris zijn in de gelegenheid gesteld op de nadere inlichtingen te reageren. De selectiefunctionaris heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Bij brief van 10 maart 2010 heeft de raadsman schriftelijk gereageerd op
de ingewonnen inlichtingen. Hij heeft daarbij het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd en met vermelding van argumenten aangegeven dat zich bij de rechtbank Breda geen incident heeft voorgedaan.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Klager verbleef in het h.v.b. Torentijd te Middelburg. Wegens het feit dat hij zich daar niet veilig voelde is hij op 4 september 2009 overgeplaatst naar het h.v.b. Grave. Klager verkeerde bij indiening van dat verzoek in de veronderstelling
dat
zijn familie in België woonachtig was. Zij bleken echter inmiddels naar Utrecht verhuisd te zijn, wat hij niet wist doordat hij “in alle beperkingen zat”.
Verder is van belang dat voor de selectie van gedetineerden het uitgangspunt geldt dat voorlopig gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging.

De p.i. Alphen aan den Rijn is meer in de buurt van zowel de familie van klager als het arrondissement van vervolging dan de p.i. Grave. Deze inrichting beschikt bovendien over een kleine overzichtelijke afdeling.
Gelet op de nader ingewonnen informatie als vermeld onder 3.3 valt niet zonder meer in te zien dat het verblijf van klagers zoon in de p.i. Alphen aan de Rijn en het incident bij de rechtbank Breda een zwaarwegende contra-indicatie vormen tegen
overplaatsing van klager naar het h.v.b. Alphen aan de Rijn.
De beroepscommissie komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris blijk geeft van een motiveringsgebrek en derhalve niet zorgvuldig is genomen. De beslissing
moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 22 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven