nummer: 10/41/GV
betreft: [klager] datum: 16 februari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 januari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager begrijpt dat hem wat kwalijk te nemen valt. Voor het gebruik van drank is hij al gestraft. Klager is naar aanleiding van zijn alcoholgebruik overgeplaatst naar een gesloten inrichting. In die inrichting is hij vervolgens twee dagen in
afzondering
geplaatst. Klager vindt dat hij zwaar is gestraft. Van eerdere verloven is hij altijd netjes teruggekeerd en al zijn urinecontroles waren negatief.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het niet toewijzen van een algemeen verlof is geen disciplinaire straf of maatregel. Ondanks dat klagers regimaire verloven goed zijn verlopen, is dit onvoldoende om een verlof toe te wijzen. Er heeft zich een aantal omstandigheden voorgedaan dat
bezwarend is voor verlofverlening. Zo heeft klager een sleutel gestolen van een medegedetineerde, is er in de gevangenis Grave een spijker op klagers cel gevonden en is er tevens alcohol aangetroffen en vertoont klager in de gevangenis Grave negatief
gedrag.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Grave en de afdeling Terugdringen Recidive hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Utrecht heeft geen bezwaar ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging. Aansluitend dient hij eventueel meerdere subsidiaire hechtenissen te ondergaan van in totaal 36 dagen. Klagers einddatum valt op of omstreeks 23 maart
2010.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.
De Staatssecretaris heeft geen vertrouwen in een goed verloop van het algemeen verlof. Klager is op 19 november 2009 vanuit de z.b.b.i. De Marstal teruggeplaatst naar de gevangenis Grave vanwege het stelen van een sleutel van een medegedetineerde en
het
gebruik van alcohol. In de gevangenis Grave is op klagers cel een spijker gevonden. Ook vertoont hij in de gevangenis Grave negatief gedrag. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor
verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag, de eerste na zijn terugplaatsing, rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 16 februari 2010
secretaris voorzitter