Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0253/GV, 25 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/253/GV

betreft: [klager] datum: 25 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 januari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Als het verlofadres niet aanvaardbaar zou zijn, had klager dit adres niet gekozen. Klager heeft zelf zijn inschrijving op dat adres voor na zijn detentie in gang laten zetten. Met betrekking tot het incident van oktober 2009 deelt klager mee dat hij in
vrijheid was gesteld voor een ander doel. Er was toen sprake van een onverwachte familiegebeurtenis en klager is tijdig en op eigen beweging teruggekeerd naar de inrichting. Als laatste wordt klagers functioneren in de inrichting genoemd. Het
aanrekenen
van één incident lijkt niets te veranderen in het recht op algemeen verlof. Eind 2008 was klager zelfmelder in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en hij had toen nooit problemen tijdens c.q. met verlof. In een aanvulling op zijn beroep,
van 20 februari 2010, benadrukt klager voldoende gestraft te zijn voor het incident.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is tijdens zijn verblijf in de z.b.b.i. ongeoorloofd afwezig geweest. Hij heeft de schijn opgehouden dat hij zich wel aan afspraken had gehouden. Over de inschrijving op het opgegeven verlofadres (het adres van de ex-vriendin van klager) heeft
een medewerker van de Gevangenis Torentijd te Middelburg meegedeeld dat er nog geen inschrijving gerealiseerd is. Voorts wordt inhoudelijk verwezen naar de dossierstukken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de Gevangenis Torentijd heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat er op dit moment te weinig vertrouwen is dat een eventueel verlof goed zal verlopen, gezien de aard van het delict en het feit dat klager ongeoorloofd afwezig is
geweest.
De politie heeft het opgegeven verlofadres meerdere malen bezocht, maar niemand aangetroffen. Dat adres komt niet voor in het politiesysteem.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal met geweldpleging en verboden wapen- of munitiebezit.

Uit de rapportage van 20 januari 2010 van de Gevangenis Torentijd volgt dat klager verbleef in de z.b.b.i. Locatie Nederhof te Middelburg. Hij heeft zich daar op 26 oktober 2009 afgemeld om naar Het Dok in Rotterdam te gaan. Hij is echter niet
verschenen bij het Dok en heeft dit bij terugkomst in de z.b.b.i. Locatie Nederhof niet gemeld. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat dit een afwijzing van klagers
verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 25 februari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven