Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3086/GA, 24 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3086/GA

betreft: [klager] datum: 24 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 oktober 2009 van de beklagcommissie bij de PI Tilburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
1. (2009/1581) onthouding van het recht op een zeswekelijks bezoek aan de kapper;
2. (2009/1662) de blokkering van bepaalde telefoonnummers en onredelijk hoge beltarieven in de inrichting;
3. (2009/1683) de afwijzing van klagers doorfasering en
4. (2009/1697) de onheuse behandeling van klager door unitdirecteur [...].

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklagen op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Hij wil zijn beroep graag mondeling toelichten en motiveren.

Klagers raadsvrouw heeft klagers standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Namens de directeur is in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Daarbij wordt gesteld dat klager geen - onredelijk nadelig - financieel belang heeft ondervonden en dat het handelen niet in strijd is geweest met een in
de inrichting geldend voorschrift noch met een een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

Wat betreft de klacht onder 1 overweegt de beroepscommissie het volgende.
Op grond van artikel 44, vierde lid, Pbw draagt de directeur zorg dat de gedetineerde in staat gesteld wordt zijn uiterlijk en hygiëne naar behoren te verzorgen. In de huisregels van de PI Tilburg is in artikel 4.4. neergelegd dat de gedetineerde de
mogelijkheid heeft om één keer per zes weken op kosten van de inrichting naar de kapper te gaan. Op het moment dat klager zijn klaagschrift indiende, te weten 17 augustus 2009, was hij reeds gedurende zeven weken niet naar de kapper geweest. Klager had
moeten worden ontvangen in deze klacht. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in de klacht onder 1.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager tijdig heeft aangegeven naar de kapper te willen, hetgeen niet heeft geleid tot een knipbeurt binnen de termijn van zes weken. Het beklag zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen
reden voor toekenning van een tegemoetkoming.

De beroepscommissie komt voor het overige tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de klacht onder 1 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de klachten onder 2, 3 en 4 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 4 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven