Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3363/GA, 22 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3363/GA

betreft: [klager] datum: 22 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2009 van de beklagcommissie bij de individuele behandelafdeling (IBA) van de penitentiaire inrichtingen Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2010, gehouden in de locatie Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voornoemde IBA.
Klagers raadsvrouw, mr. M. Visser, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Bij schrijven van 28 januari 2010 heeft zij een nadere schriftelijke
toelichting op het beroep gegeven, nu zij de zitting niet kon bijwonen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen wegens het spugen naar een personeelslid dat zich volgens klager niet respectvol gedroeg door geen ‘u’ tegen
klager
te zeggen;
b. de bejegening door een personeelslid.

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel b van zijn beklag, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is feitelijk in beroep gekomen, omdat hij zich niet kan vinden in de gronden die de beklagcommissie in haar uitspraak heeft vermeld. Klager begrijpt dat hij, door naar een personeelslid te spugen, te ver is gegaan. Hetgeen de directeur in zijn
reactie naar de beklagcommissie heeft geschreven, is feitelijk wel juist. Die reactie is alleen onvolledig. Klager heeft het betreffende personeelslid meerdere malen verzocht om hem met respect te bejegenen. Dat personeelslid wenste niet te voldoen aan
dat verzoek. Klager spreekt personen in eerste instantie aan met meneer of mevrouw. Hij zal pas na toestemming van die persoon overgaan tot tutoyeren. Klager kende het betreffende personeelslid van gezicht, verder niet. Hij heeft in eerste instantie
getracht een en ander via het afdelingshoofd regelen. Daarbij heeft hij toen aangekondigd dat hij, als dat personeelslid hem weer zou tutoyeren zonder klagers toestemming, hem in het gezicht zou spugen.

Klagers raadsvrouw heeft het beroep schriftelijk nog als volgt – zakelijk weergegeven – nader toegelicht.
Niet is in het geschil dat klager een verzoek heeft gedaan aan het betreffende personeelslid om niet door hem getutoyeerd te worden. De directeur heeft volgens klager onvoldoende adequaat gereageerd op klagers verzoek, door klager over te plaatsen naar
een andere afdeling. Het personeel heeft in dit geval niet professioneel gehandeld jegens klager. Ten aanzien van de mededeling van de ordemaatregel geldt nog dat deze niet binnen vierentwintig uren na de oplegging van die ordemaatregel aan hem is
uitgereikt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers lezing van het voorval is ten aanzien van de feiten juist. Het betreffende personeelslid had, voordat hij in de inrichting werkzaam was, gewerkt in de inrichting waar klager eerder verbleef. In de ogen van de directeur is er in dit geval sprake
van een conflict waarbij beide betrokkenen op zich gelijk hadden. Het personeelslid is daarbij niet professioneel opgetreden. De directeur heeft dit teruggekoppeld met het afdelingshoofd. Uiteindelijk is er voor gekozen om klager naar een andere
verblijfsafdeling over te plaatsen. Ook het betreffende personeelslid is door de directeur aangesproken en hem is gezegd dat hij de gedetineerden vanuit een ander startpunt dient te benaderen. In eerste instantie moet volgens de directeur gestart
worden
met het niet tutoyeren van de gedetineerden. Indien de verstandhouding vervolgens zodanig wordt dat tutoyeren mogelijk is, mag het personeel dat uiteraard doen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
De beroepscommissie stelt vast dat onweersproken is dat klager aan een personeelslid van de inrichting heeft verzocht hem niet te tutoyeren. Toen dit personeelslid dit in weerwil van dat verzoek toch deed, heeft klager naar dat personeelslid gespuugd.
Naar aanleiding van dat spugen is aan klager de onderhavige ordemaatregel opgelegd. Op zich dient het personeel – zoals ook door de directeur is gesteld – de in de inrichting verblijvende gedetineerden respectvol te benaderen. Daaronder valt in
beginsel
ook het niet tutoyeren van de gedetineerden. Tutoyeren is pas behoorlijk indien de verhouding tussen het personeelslid en de individuele gedetineerde dit toelaat.
Hoewel op zich valt te betreuren dat het betreffende personeelslid zich niet aan die ‘gedragscode’ heeft gehouden, rechtvaardigt dat niet de door klager daarop gegeven reactie. Door die reactie, het spugen naar een personeelslid, is de orde in de
inrichting zodanig verstoord, dat daardoor de oplegging van de onderhavige ordemaatregel – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Van een te laat uitreiken van de mededeling is de
beroepscommissie niet gebleken. Hetgeen in beroep ten aanzien van dit onderdeel van het beklag naar voren is gebracht kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – daarom in zoverre niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de
beklagcommissie. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b:
Hetgeen in beroep te aanzien van dit onderdeel van het beklag is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Ook dit onderdeel van het beroep zal derhalve ongegrond
worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden ten aanzien van onderdeel a van het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 februari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven