Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/39/GB, 8 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/39/GB

Betreft: [klager] datum: 8 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G. Palanciyan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 januari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de locatie Westlinge te Heerhugowaard met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20,
tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 20 november 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Alphen aan den Rijn en op 7 januari 2010 is hij overgeplaatst naar de locatie Westlinge. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 29 april 2010.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers gezin, bestaande uit vijf dochters, heeft het erg zwaar. Klager heeft zijn dochters sinds november 2009 niet meer gezien. Klager kan alleen op dinsdag of woensdag bezoek ontvangen, maar dan zitten zijn kinderen op school. Eén van zijn dochters
is tijdens klagers vorige detentieperiode slachtoffer geworden van aanranding door meerdere jongens. Klager voelde/voelt zich daarover schuldig. Hij heeft zijn dochtertje niet kunnen beschermen toen ze hem nodig had en daarna was hij er ook niet om
haar
te troosten. Indien klager in aanmerking zou kunnen komen voor een overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) zou hij enigszins zijn dochter dat veilige gevoel van vroeger kunnen teruggeven.
Voorts heeft klager aangevoerd dat hij zich niet onvindbaar voor de politie heeft gehouden. Klager heeft inderdaad niet thuis verbleven. Klager zou zich melden als hij zijn financiële zaken op orde zou hebben en klager had elke week contact met de
wijkagent.
Het is onjuist dat klager tijdens zijn arrestatie geprobeerd zou hebben te vluchten. Toen klager de politie aan zag komen, is hij op het dak gaan liggen, want hij had nog twee dagen nodig om alles te regelen. Klager zou zich daarna zelf melden.
Volgens de politie had klager op 6 oktober 2009 geen zitting in Amsterdam. Uit de beslissing van het Gerechtshof van 6 oktober 2009 blijkt dat er die dag uitspraak is gedaan.
De selectiefunctionaris heeft deze punten volledig genegeerd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is een veelpleger. De politie is langdurig naar hem op zoek geweest en klager heeft bij zijn arrestatie zelfs nog een ontvluchtingspoging gedaan. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat klager zich aan de regels zal houden tijdens een verlof.
De raadsman geeft aan dat niet is ingegaan op het argument dat klager er niet voor zijn dochter kon zijn die in het verleden slachtoffer is geworden van een misdrijf. In het bezwaar van klager en zijn raadsman is hiervan niets terug te vinden. De
raadsman geeft voorts aan dat een aantal zaken niet is meegenomen in de beslissing.
In de plaatsingsbeslissing is duidelijk gemotiveerd dat klager zich aan zijn arrestatie heeft willen onttrekken en zich langdurig onvindbaar heeft gehouden. Ook heeft klager zich niet aan de afspraken met de politie gehouden. Uit het uittreksel
Justitiële Documentatie blijkt dat klager voor een groot aantal delicten is veroordeeld.
Op 6 oktober 2009 is er inderdaad een uitspraak geweest van het Gerechtshof betreffende een bezwaarschrift tegen de omzetting van een taakstraf. Het Gerechtshof kon niet bevestigen of klager hier daadwerkelijk is geweest en dus moet klager hier het
voordeel van de twijfel krijgen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Uit het selectieadvies van de gevangenis Alpen aan den Rijn van 1 december 2009 komt naar voren dat de aanvraag voor plaatsing in een b.b.i., na advies van de politie is omgezet in een aanvraag voor plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel
20,
tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De politie heeft in haar advies van 23 november 2009 aangegeven dat klager bekend staat als een zeer actieve veelpleger, die landelijk actief is.
Na 6 oktober 2009 heeft de politie telefonisch contact gehad met klager betreffende zijn arrestatiebevelen. Klager vertelde dat hij ging trouwen met zijn vriendin en beloofde zich daarna te melden bij de politie. Hij heeft zich echter niet gemeld.
Later
is er weer telefonisch contact geweest en klager vertelde zich te zullen melden als hij zijn financiële zaken op orde zou hebben. Daarna is de politie zeer regelmatig op klagers woonadres geweest, maar klager was daar niet aanwezig.
Op 19 november 2009 heeft de politie klager aangehouden op het woonadres van zijn vader. Toen de politie verscheen is klager naar het dak van het flatgebouw gevlucht en hij is met behulp van een hoogwerker van het dak gehaald.
Klager staat bij de politie bekend als een persoon met wie absoluut geen afspraken zijn te maken. De politie acht de kans zeer reëel dat klager, na verkregen verlof, niet zal terugkeren naar de inrichting. Gelet op zijn status als veelpleger is de
kans
groot dat hij zich tijdens zijn verlof op het criminele pad zal gaan begeven.
De beroepscommissie neemt voorts in aanmerking dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 februari 2010 blijkt dat klager in korte tijd meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 maart 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven