nummer: 10/360/GV
betreft: [klager] datum: 8 maart 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 februari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager wil in het huwelijk treden met zijn vriendin, de moeder van zijn dochter. Het betreft maar één dag en het zou de mooiste dag uit klager en zijn vriendin’s leven moeten worden. Klager wil het huwelijk
buiten de inrichting laten voltrekken. Klager heeft, ondanks toezeggingen, niet bij de bevalling aanwezig mogen zijn, noch is hij op kraambezoek geweest. Klager doet een beroep op de nieuwe regeling voor incidenteel verlof.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers v.i.-datum is 19 augustus 2016, op de aangevraagde datum 20 oktober 2010 heeft hij nog bijna zes jaar te gaan. Een onbegeleid incidenteel verlof is gezien zijn strafrestant niet mogelijk, gelet op het gevaar voor onttrekking. In geval van
ontvluchting is er sprake van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en van een zeer ernstig geschokte rechtsorde gezien het gepleegde delict. Daarnaast bestaat de mogelijkheid te trouwen binnen de penitentiaire
inrichting, dan wel de trouwdatum uit te stellen tot het moment dat klager wel voor verlofmogelijkheden in aanmerking komt.
Voor zover klager een beroep wil doen op het zogenaamde persoonsgebonden verlof wordt aangegeven dat deze regeling nog niet in werking is. Overigens houdt deze regeling niet in dat een langgestrafte, die zoals klager nog zes jaar gevangenisstraf moet
ondergaan, in aanmerking komt voor verlof.
De directeur van de gevangenis/ISD Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om incidenteel verlof omdat de regeling incidenteel verlof voor het door klager beoogde doel niet toestaat.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 augustus 2016. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van vijftien dagen te ondergaan.
Krachtens artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is. De in de Regeling in de artikelen 22 tot en met 31 beschreven opsomming van situaties waarbij incidenteel verlof kan worden verleend, is blijkens de toelichting bij artikel 21 van de Regeling niet limitatief bedoeld. De Pbw staat het
sluiten van een huwelijk niet in de weg. De beroepscommissie is van oordeel dat op zich het sluiten van een huwelijk is aan te merken als een gebeurtenis waarbij een gedetineerde, indien enigszins mogelijk en verantwoord, aanwezig moet kunnen zijn. Nu
de huwelijksvoltrekking ook in de inrichting kan plaatsvinden, acht de beroepscommissie het niet onredelijk of onbillijk dat de Staatssecretaris hier de voorkeur aan geeft. Dit vloeit nu eenmaal voort uit de beperkingen die bij een detentiesituatie
horen. De beroepscommissie betrekt hierbij de lengte van de opgelegde vrijheidsstraf en het strafrestant op de dag van de geplande huwelijksvoltrekking. Enkel in bijzondere omstandigheden kan gekozen worden voor een huwelijksvoltrekking buiten de
inrichting. Dit is door klager onvoldoende aannemelijk gemaakt. Gelet op het vorenstaande is de weigering aan klager incidenteel verlof toe te kennen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op
8 maart 2010.
secretaris voorzitter