Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2956/GA, 5 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 09/2956/GA

betreft: [klager] datum: 5 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 oktober 2009 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) / ISD Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsvrouw en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormeld h.v.b. / ISD.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, heeft laten weten niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering geprivilegieerde telefoongesprekken met zijn advocaat te voeren.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 3 en 4 februari 2009 geweigerd een geprivilegieerd telefoongesprek te voeren. Hij heeft hiertoe een verzoekbriefje ingediend met daarop de vraag telefonisch contact op te mogen nemen met zijn advocaat. Hij heeft daarbij aangegeven dat het
om beklag- en revisiezaken ging. Het kan niet zo zijn dat als de directeur een kwestie niet spoedeisend genoeg vindt de advocaat maar naar de inrichting dient te komen.
Klager heeft twee dagen achtereen een verzoek ingediend. Niet duidelijk is waarom het hem beide dagen geweigerd is. Overigens is hij niet in de gelegenheid gesteld zijn verzoek toe te lichten.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor de beoordeling of een gedetineerde in aanmerking komt voor het voeren van een geprivilegieerd telefoongesprek is van belang dat de noodzaak daartoe vaststaat en dat er gelegenheid is een dergelijk gesprek te voeren. In geval van een revisiezaak,
zoals hier het geval was, dient een gedetineerde aan te tonen dat de behandeling van de zaak aanstaande is. De noodzaak is een belangrijk criterium en dient in beginsel door de gedetineerde aan de hand van schriftelijke bescheiden te worden aangetoond.
Er kan ook op andere wijze met advocaten getelefoneerd worden en bij minder urgente zaken kan de advocaat telefonisch verzocht worden klager in de inrichting te bezoeken. Klager is naar aanleiding van zijn verzoekbriefjes gevraagd naar de reden en de
noodzaak van telefonisch contact met zijn advocaat, maar hij heeft nagelaten een en ander toe te lichten.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, Pbw, dient de gedetineerde, kort gezegd en onder meer, in staat te worden gesteld met zijn advocaat telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat.
In de onderhavige zaak gaat het om de vraag welke eisen mogen worden gesteld aan het vaststellen, respectievelijk aannemelijk maken, van het bestaan van de noodzaak van telefonisch contact van de gedetineerde met diens advocaat.
Naar het oordeel van de beroepscommissie komt de directeur bij het vaststellen van de noodzaak van telefonisch contact van de gedetineerde met diens advocaat slechts een marginale toetsingsbevoegdheid toe, die bovendien geen betrekking kan hebben op de
inhoud van de (straf)zaak van de gedetineerde. Van de gedetineerde mag wel verlangd worden dat hij, indien daartoe -bijvoorbeeld gelet op de frequentie van de verzoeken van de gedetineerde om telefonisch contact met zijn advocaat- in redelijkheid
aanleiding bestaat, een toelichting geeft teneinde de noodzaak van het telefonisch contact met zijn advocaat aannemelijk te maken. De stellingname van de directeur dat de gedetineerde het bestaan van de noodzaak dient aan te tonen aan de hand van
schriftelijke bescheiden vindt geen steun in het recht. Hetzelfde geldt voor de stelling van de directeur dat -zakelijk weergegeven- voor het bestaan van de noodzaak van telefonisch contact van de gedetineerde met diens advocaat, vereist is dat de
behandeling van de (straf)zaak aanstaande is.
In het onderhavige geval is evenwel voldoende aannemelijk geworden, dat klager naar aanleiding van zijn verzoekbriefjes slechts heeft medegedeeld dat het “om zijn revisiezaak ging”. Gelet hierop kon de directeur in redelijkheid, en marginaal toetsend,
tot het oordeel komen dat het bestaan van de noodzaak voor klager om -buiten de reguliere beltijd om- telefonisch contact te hebben met zijn advocaat, niet aannemelijk was.
Het beroep is daarom ongegrond.
De uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 5 maart 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven