Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2773/TB, 3 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2773/TB

betreft: [klager] datum: 3 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Mijnders, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 28 september 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. W. Mijnders om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een tbs-inrichting in het zuiden van het land, bij voorkeur de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting of het forensisch psychiatrisch centrum (f.p.c.) De Rooyse Wissel, afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Bij beslissing van 26 februari 2008 is klager geplaatst in het f.p.c. Dr. S. van Mesdag te Groningen.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan de bestreden beslissing kleeft een motiveringsgebrek. De beslissing wordt niet gedragen door de feiten en is niet met de nodige zorgvuldigheid tot stand gekomen. Er is geen sprake van een zorgvuldige belangenafweging.
Klager verblijft bijna twee jaar in de Dr. S. van Mesdag. Hij heeft een aantal therapieën gevolgd en afgerond, met name gericht op agressieregulatie. Ook heeft klager verslavingsmodule 1 afgerond. Normaliter zou binnen twee à drie weken worden
aangevangen met verslavingsmodule 2. Klager heeft al diverse malen aangegeven graag te willen starten met het vervolg, maar hier wordt geen gehoor aan gegeven. Klager is zeer gemotiveerd om zijn behandeling te volgen en af te ronden. Bovendien neemt
hij
zijn verantwoordelijkheid voor het delict waarvoor hij is veroordeeld.
Volgens de behandelaar zou overplaatsing een stap terug betekenen. Klager beseft dat als hij wordt overgeplaatst hierdoor enige vertraging in zijn behandeling zal oplopen, maar hij heeft geen vertrouwen in de huidige inrichting en is van oordeel dat
zijn behandeling te langzaam geschiedt. Nu hem nauwelijks behandeling wordt aangeboden, zal een overplaatsing niet betekenen dat hij een stap terug zal gaan.
Klager betwist dat een overplaatsing een destabiliserende werking op hem zal hebben. Zijn onevenwichtigheid aan het begin van zijn opname had te maken met het feit dat hij langdurig gedetineerd was in een huis van bewaring. Klager is niet voor niets
ruim voor afloop van zijn detentie al opgenomen in een tbs-inrichting. Een overplaatsing zal derhalve geen stabiliserende werking (de beroepscommissie leest hiervoor in de plaats: geen destabiliserende werking) op klager hebben.
Daarnaast hecht klager zeer aan het goede contact met zijn sociale netwerk, dat zich in het zuiden van het land bevindt. Zijn broertje en moeder zijn woonachtig in Roermond. Klager heeft omgang met zijn dochtertje die bij zijn ex in Roermond woonachtig
is.
Het netwerk is niet alleen van belang voor een goede behandeling, maar zal ook een zeer grote rol spelen in het kader van klagers resocialisatie. Zijn netwerk heeft momenteel een reistijd van acht uur om klager een uur te kunnen bezoeken, waardoor het
bijna niet mogelijk is om klager in Groningen te bezoeken. Zou klager in de regio Roermond worden geplaatst dan zal zijn netwerk regelmatig op bezoek kunnen komen.
Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren, de beslissing te vernietigen en te bepalen dat klager wordt overgeplaatst naar de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting of naar De Rooyse Wissel, althans een andere tbs-inrichting in het zuiden van het land,
en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Het verzoek tot overplaatsing is voorgelegd aan klagers behandelcoördinator. Deze heeft laten weten vanuit behandelinhoudelijk oogpunt geen aanleiding te zien om klager over te plaatsen. Dit vormt reeds voldoende reden voor afwijzing van het verzoek
tot
overplaatsing. Behandelinhoudelijke informatie is opgevraagd bij de Dr. S. van Mesdag en wordt overgelegd.
Voor wat betreft de regionale voorkeur gaat het belang van voortgang in de behandeling boven plaatsing in een bepaalde regio. Dit laat onverlet dat in het kader van resocialisatie onderzocht zal worden of en in hoeverre klagers sociale netwerk hierin
een rol kan spelen.
De afwijzing van het verzoek tot overplaatsing is zorgvuldig tot stand gekomen en met redenen omkleed en gerechtvaardigd. Verzocht wordt om het beroep ongegrond te verklaren.

4. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, onder meer 00/657/TB van 20 november 2000, is de afwijzing van de Staatssecretaris van een verzoek van een verpleegde tot overplaatsing naar een andere inrichting of de weigering op een dergelijk
verzoek te beslissen, vatbaar voor beroep. Daarbij dient de Staatssecretaris een verzoek van een ter beschikking gestelde tot overplaatsing in behandeling te nemen en de inrichting van verblijf om inlichtingen te vragen, voordat zij op het
overplaatsings-verzoek een beslissing neemt

Uit de reactie van de Staatssecretaris volgt dat er inlichtingen zijn ingewonnen bij klagers behandelaar in de Dr. S. van Mesdag. Uit die inlichtingen, waarbij is gevoegd het meest recente behandelplan, volgt dat na een moeizaam begin van de
behandeling
klager momenteel stabiliseert. Klager heeft veel tijd nodig gehad om het behandelteam te leren vertrouwen, een dagritme vol te houden en therapie gerelateerde situaties niet meer uit de weg te gaan. Er lijkt momenteel een, zij het nog kwetsbare, basis
te zijn gelegd voor meer diepgaande interventies gericht op verandering.
Klager heeft nu een op zijn draagkracht ingesteld dagprogramma. Verwacht wordt dat de progressie hoogstwaarschijnlijk teniet wordt gedaan, indien hij thans zou worden overgeplaatst. Dit is herhaaldelijk met klager besproken. De indruk bestaat dat
klager
door middel van overplaatsing niet alleen dichter bij zijn netwerk wil verblijven, maar tevens lastige situaties, zoals in contact met sociotherapie en medepatiënten, tracht te vermijden. Hij heeft vaak het idee dat het elders beter is en dat hij daar
minder last zal hebben van nare gevoelens.
In de uitstroomfase van de behandeling kan wel gedacht worden aan resocialisatie in de omgeving van klagers netwerk.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn sociaal netwerk kan niet tot een ander oordeel leiden.
De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren
boven het belang van klagers behandeling, die in dit stadium niet gebaat zal zijn bij overplaatsing van klager naar een andere inrichting.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing om klagers overplaatsingsverzoek af te wijzen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven