Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3407/GB, 15 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/3407/GB

Betreft: [klager] datum: 15 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. Nunnikhoven, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 december 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis/ISD te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 17 april 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Breda. Op 25 november 2009 is hij geplaatst in de gevangenis/ISD te Vught, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Klagers familie woont in West-Brabant en Zeeland. Door klager in Vught te plaatsen is de afstand aanzienlijk groter geworden. Doordat klager nu niet of nauwelijks bezoek kan ontvangen, wordt er inbreuk gemaakt op klagers recht op bezoek.
Naar klagers mening mag hij pas worden overgeplaatst wanneer er een vonnis zwart op wit bij de bevolkingsadministratie binnen is gekomen en klager zelf op de hoogte is van dat vonnis. Begin 2010 zal er een gevangenis in Breda geopend worden. Klager
heeft aangegeven dat hij daar in Breda op wil wachten. Breda is voor hem de enige optie. Klager heeft inmiddels ook een verzoek tot overplaatsing bij het Bureau selectie en detentiebegeleiding (b.s.d.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught
ingediend.
Klager heeft bij het b.s.d. van de p.i. Breda helemaal geen keuze aangegeven, maar slechts aan de medewerker van het b.s.d. in Breda verteld waar in Brabant de gevangenissen voor mannen waren, aangezien zij dat niet wist.
Namens klager wordt verzocht om terugplaatsing naar Breda dan wel overplaatsing naar een inrichting die dichterbij West-Brabant gelegen is, zoals de p.i. Torentijd te Middelburg of p.i. Dordtse Poorten te Dordrecht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De beslissing is gebaseerd op het selectievoorstel van de p.i. Breda. Hiermee werd tegemoet gekomen aan de daarin genoemde voorkeur van klager. De selectiefunctionaris verwijst naar de inhoud van het besluit tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Verder geeft hij aan dat klager in eerste aanleg tot vrijheidsbeneming is veroordeeld, zodat hij geselecteerd kan worden voor een inrichting voor afgestraften. Klager stelt dat er inbreuk wordt gemaakt op zijn recht bezoek te ontvangen. De
selectiefunctionaris heeft juist rekening gehouden met de door klager opgegeven voorkeur voor de p.i. Vught.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis/ISD te Vught is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. In het selectieadvies staat aangegeven dat klagers voorkeur uitgaat naar plaatsing in de p.i. Vught en dat klager op de hoogte is gesteld van het selectieadvies en dat hij hiermee akkoord is gegaan. Vervolgens heeft klager in diverse stukken
aangegeven dat hij juist geen voorkeur had voor deze inrichting. Dit roept het beeld op dat sprake is van een misverstand over klagers instemming. Hetgeen is opgemerkt is echter onvoldoende om aan te nemen dat de selectiefunctionaris niet van de
juistheid van hetgeen in het selectieadvies staat vermeld heeft mogen uitgaan. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 15 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven