Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3359/GB, 22 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/3359/GB

Betreft: [klager] datum: 22 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Figge, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 december 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 30 september 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de PI Tilburg. Op 17 december 2009 is hij overgeplaatst naar de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek. Klagers hoger beroep tegen die uitspraak loopt nog. Klager heeft een verzoek gedaan om te worden overgeplaatst naar een z.b.b.i. Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) heeft een
negatief advies afgegeven in verband met gewijzigde omstandigheden. Die omstandigheden houden in dat er een procedure is gestart met betrekking tot een ongewenstverklaring van klager. Nu deze procedure loopt, zou er sprake zijn van vluchtgevaar. Klager
is meerdere keren met verlof geweest en heeft hierdoor laten zien dat er geen sprake is van vluchtgevaar. Klager is sinds 2008 op de hoogte van het feit dat het voorstel tot ongewenstverklaring bij de IND is ingediend. Dit heeft er niet voor gezorgd
dat
klager zich niet netjes heeft gehouden aan het terugkeren van verlof. Overigens ziet het Gerechtshof ook geen vluchtgevaar. Deze grond voor voorlopige hechtenis is tijdens de terechtzitting van 29 april 2009 geschrapt. Het OM zag toen ook geen
vluchtgevaar. Het verbaast klager dan ook dat de Advocaat-Generaal opeens een negatief advies geeft met als reden vluchtgevaar vanwege de lopende procedure bij de IND. De IND houdt het voorstel tot ongewenstverklaring aan totdat er een onherroepelijke
uitspraak is. Het feit dat niet eerder dan nadat er onherroepelijk uitspraak is gedaan een beslissing met betrekking tot het voorstel om klager ongewenst te verklaren wordt genomen, heeft te maken met het feit dat klager een gemeenschapsonderdaan is en
om die reden een dergelijk voorstel wordt beoordeeld op de zogeheten B-grond. Dit houdt in dat de beslissing met betrekking tot ongewenstverklaring pas zal worden genomen als er een onherroepelijke uitspraak is. Dit kan dus nog lange tijd duren.
Beoordeeld dient te worden of sprake is van individueel gedrag van klager dat een wettelijke en genoegzame bedreiging van de openbare orde vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. De Rechtbank te Den Haag heeft met betrekking tot
klager besloten dat enkel een geschokte rechtsorde vanwege de ernst van het misdrijf waarvoor een persoon veroordeeld is en de strafmaat die daarop is gevolgd, onvoldoende is om een actuele bedreiging aan te nemen. Nu er geen enkele aanleiding is dat
klager een gevaar vormt voor de openbare orde - immers alle verloven zijn goed verlopen en klager wil samen met zijn vriendin in Nederland aan zijn toekomst bouwen - is de kans gering dat klager ongewenst zal worden verklaard. Klager verblijft tijdens
zijn verloven bij zijn vriendin. Klager is bereid zijn paspoort in te leveren dan wel zich te houden aan een meldingsplicht bij de politie als hij op verlof is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Advocaat-Generaal heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden in verband met vlucht- dan wel onttrekkingsgevaar. Vrij impulsief heeft de selectiefunctionaris vervolgens besloten klager te selecteren voor een normaal
beveiligde inrichting zonder regimair verlof. Nu klager al geruime tijd in een b.b.i. verbleef en hij meerdere malen verloven heeft genoten die zonder problemen zijn verlopen, is de selectiefunctionaris teruggekomen op zijn beslissing en heeft hij
klager voor de b.b.i. met regimair verlof van de locatie Groot Bankenbosch geselecteerd. Omdat er een procedure loopt met betrekking tot ongewenstverklaring kan klager niet verder faseren. Plaatsing in een z.b.b.i. zou betekenen dat klager bij een
particuliere werkgever gaat werken. Aangezien klager afkomstig is uit Roemenië, is het niet mogelijk om zonder tewerkstellingsvergunning aan het werk te gaan. Ook kan klager niet in een z.b.b.i. geplaatst worden omdat hij geen burgerservicenummer
heeft.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van art. 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van ten minste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan €
226,-
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit art. (Staatscourant 2000, 176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij
de
beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator afbreuk doen.

4.3. Dit beroep is gericht tegen de beslissing klager niet te plaatsen in een z.b.b.i. De selectiefunctionaris heeft klager niet geselecteerd voor een z.b.b.i. omdat er een procedure loopt met betrekking tot ongewenstverklaring, omdat klager niet
zonder tewerkstellingsvergunning aan het werk kan in een z.b.b.i. en omdat klager geen burgerservicenummer heeft. De door de selectiefunctionaris aangevoerde argumenten om klager niet in een z.b.b.i. te plaatsen komen niet overeen met de gestelde
voorwaarden voor plaatsing in een z.b.b.i. genoemd in artikel 2 van de Regeling.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende gemotiveerd is. Zij zal de beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen
een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 22 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven