Nummer: 09/3572/GB
Betreft: [klager] datum: 22 februari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.F. Wijngaarden, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 december 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 27 november 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie van de gevangenis te Veenhuizen.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van de bezwaren van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) wijst klager erop dat zijn ongewenstverklaring op dit moment is geschorst. Dat betekent dat op dit moment het vertrek van klager uit Nederland niet aan de orde kan zijn. Het feit dat
de vreemdelingenzaak nog aanhangig is, doet daar niet aan af. Hangende die behandeling is klager legaal in Nederland. De overige door het OM aangevoerde gronden (aard van het delict, eerdere veroordeling, gevoelens van slachtoffers, gevoelens en angst
in de samenleving) zijn algemeen van aard en hebben in principe betrekking op alle geweldsmisdrijven. Een algemeen verbod voor personen die voor een ernstig geweldsdelict zijn veroordeeld tot plaatsing in een b.b.i. kent Nederland niet. Ten aanzien van
het advies van de politie wijst klager erop dat diezelfde politie een half jaar geleden nog positief adviseerde, terwijl er het afgelopen half jaar geen personen, ingeschreven op het adres van klagers moeder, veroordeeld zijn voor het plegen van
geweldsmisdrijven. Ten aanzien van het advies van de inrichting wijst klager erop dat het aangenomen vluchtgevaar van iedere grond is ontbloot. Het is dan ook niet toevallig dat in de gevangenis Dordrecht het vluchtgevaar bij eerdere handelingen in het
kader van verlof en resocialisatie van klager niet aanwezig werd geacht. Klager verblijft sinds zijn tiende in Nederland en is sindsdien nooit in Turkije geweest. Klager stelt alles in het werk om zijn gedwongen vertrek naar Turkije aan te vechten.
Klager heeft geen familie, werk of opleiding in Turkije. Zijn hele familie woont in Nederland. Een enkel vechtpartijtje op zichzelf kan niet aantonen dat iemand niet geschikt is voor plaatsing in een b.b.i.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op grond van de informatie die is ingewonnen na het vorige verzoek tot overplaatsing heeft de selectiefunctionaris besloten klager niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een b.b.i. Op grond van de aard van het delict (poging tot moord) en
eerdere veroordelingen acht het OM de kans op recidive aanwezig. Het OM geeft aan dat klager eerder veroordeeld is en dat dergelijke delicten voor onveiligheid en angst in de samenleving kunnen zorgen. Gezien het feit dat klager in de procedure van
ongewenstverklaring zit acht het OM de kans op onttrekking aanwezig. Het OM acht het verlenen van vrijheden onverantwoord en adviseeert negatief. De politie geeft aan dat er op het verlofadres personen wonen die in het recente verleden ernstige
strafbare feiten hebben gepleegd. Daarnaast komen deze personen nu ook regelmatig voor in de politiesystemen. De politie adviseert negatief ten aanzien van het verlofadres. De inrichting adviseert ook negatief gezien de adviezen van het OM en de
politie
en gezien klagers gedrag in de inrichting. Klager verblijft op een bijzondere zorg afdeling op een enkele cel in verband met een contra-indicatie voor een meerpersoonscel. Klager heeft last van agressie en spanningen. De selectiefunctionaris acht de
kans op recidive en vanwege de in gang gezette procedure tot ongewenstverklaring de kans op onttrekking aan detentie aanwezig. Daarnaast acht de selectiefunctionaris het verlofadres niet aanvaardbaar en gezien het feit dat klager zich maar net staande
kan houden in een algeheel regime, is klagers gedrag niet geschikt voor plaatsing in een b.b.i.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Het OM acht het verlenen van vrijheden niet verantwoord vanwege de aard van het gepleegde delict, de positie van de slachtoffers, de gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving, de ongewenstverklaring van klager en de mogelijkheid dat
klager het verlenen van vrijheden zou kunnen gebruiken om zich aan verdere executie te onttrekken. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres van klager nu er op het verlofadres personen wonen die in het recente verleden
ernstige strafbare feiten hebben gepleegd en deze personen nu ook regelmatig voorkomen in het bedrijfsprocessensysteem van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond. De inrichting waar klager thans verblijft, heeft ook een negatief advies afgegeven. Vanwege
klagers gedrag is hij op een bijzondere zorg afdeling geplaatst. Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris om klager niet in een b.b.i. te plaatsen bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 22 februari 2010
secretaris voorzitter