Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3511/GA, 22 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3511/GA

betreft: [klager] datum: 22 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.D. Kurz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 december 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2010, gehouden in de locatie Over-Amstel te Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.D. Kurz, gehoord.
De directeur van de gevangenis Nieuwegein heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de verlenging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel. De ordemaatregel is op 5 juli 2009 opgelegd voor twee dagen en aansluitend verlengd voor veertien dagen, in
afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting. De ordemaatregel was in eerste instantie opgelegd in verband met onderzoek naar een mishandeling van een medegedetineerde. Tot de verlenging van die ordemaatregel is besloten in verband met de
verdenking dat klager bij een groep behoort die stelselmatig lotgenoten intimideert en onder druk zet. Op 10 juli 2009 is de ordemaatregel beëindigd in verband met de overplaatsing van klager.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag is gericht tegen de verlenging van een aan klager opgelegde ordemaatregel. Voor klager is onduidelijk hoe de directeur tot de conclusie is gekomen dat klager een van de veroorzakers van de mishandeling zou zijn. Klager was van de afdeling
toen de mishandeling plaats moeten hebben gevonden. Toen hij terugkwam, kreeg hij te horen dat er iets met een medegedetineerde gebeurd was. Klager is toen in de douche gaan kijken. Hij zag daar in het washok een persoon liggen. Daarop heeft klager een
penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) geroepen. Die heeft vervolgens alarm geslagen. De volgende dag was min of meer bekend wie de daders waren. Dat heeft de directeur van medegedetineerden gehoord. Daarbij is klager genoemd als behorende bij de
groep van die daders. Op zich ging klager wel met die personen om. Ondermeer in verband met de opvoering van een toneelstuk. Klager heeft evenwel met de mishandeling niets te maken gehad. Hij weet niet hoe het verder is afgelopen met het slachtoffer.
Klager is overgeplaatst. Klager is niet door de directeur gehoord voorafgaand aan de verlenging van de ordemaatregel. Het afdelingshoofd heeft aan klager de beschikking uitgereikt. Klager gaf toen aan dat hij de directeur graag wilde spreken. De
directeur wilde niet meer met klager spreken. Hij had immers zijn beslissing al genomen. Klager is van mening dat het relatief eenvoudig had moeten zijn om de daders van de mishandeling op te sporen. Het geheel zit klager hoog. Hij wilde zich
voorbeeldig gedragen in de inrichting. Hij deed veel op de afdeling. Zo kookte hij voor anderen en is hij een sociaal vaardig persoon. Klager hoorde niet bij enige groep op de afdeling. Klager is van mening dat het beklag op zijn minst genomen formeel
gegrond moet worden verklaard. De directeur heeft daarnaast onvoldoende duidelijkheid gegeven over de noodzaak van een verdere voortduring van die ordemaatregel.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt
– schriftelijk – als volgt, zakelijk weergegeven, toegelicht.
De verlenging van de aan klager opgelegde ordemaatregel is procedureel gezien niet juist verlopen. Hij is voor het opleggen van de maatregel niet door de directeur gehoord. Gesteld wordt dat klager ook niet voor de verlenging zijn gehoord. Dat is
onjuist. Klager is door de directeur gehoord. Klager heeft tegenover de directeur aangegeven niets met de mishandeling te maken te hebben gehad. Op basis van zijn verantwoordelijkheid voor de orde en de veiligheid, ook die van klager, heeft de
directeur
besloten de ordemaatregel te verlengen. Dat had middels een anders geformuleerde beschikking moeten geschieden. Procedureel is dat weliswaar fout maar de directeur blijft volledig achter de door hem genomen beslissing staan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht allereerst onvoldoende aannemelijk dat klager, overeenkomstig het bepaalde in artikel 57, eerste lid, onder c van de Pbw, is gehoord voorafgaand aan de verlenging van de maatregel. Klager ontkent dit. De directeur heeft
weliswaar aangevoerd dat dit wel zou zijn geschied maar dit blijkt niet uit de beschikking.
Dat horen was hier vooral van belang, nu klager niet eerder was gehoord over eventuele betrokkenheid bij de mishandeling die tot de ordemaatregel heeft geleid. Nu ook verder
– bij gebrek aan een nadere feitelijke onderbouwing – onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager deel uitmaakte van de groep die betrokken was bij die mishandeling, kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand blijven en dient het beklag
alsnog gegrond te worden verklaard.
Nu de gevolgen van de verlenging van de afzonderingsmaatregel niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 februari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven