Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3366/GA, 22 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3366/GA

betreft: [klager] datum: 22 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.M. Gaasbeek Fiumara, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 november 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2010, gehouden in de locatie Over-Amstel te Amsterdam, is klager gehoord.
Klagers raadsvrouw en de directeur van de locatie Westlinge hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het niet (tijdig) inschakelen van de inrichtingsarts nadat klager ten gevolge van een val letsel had opgelopen.

De beklagrechter heeft klager in zoverre niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager moest na terugkomst van zijn verlof meewerken aan een urinecontrole. Feitelijk was er toen niets aan de hand. Klager moest vervolgens in de gang wachten om binnengelaten te worden in de inrichting. Klager is toen onwel geworden en kennelijk met
zijn kaak op een stoel gevallen. Toen hij bijkwam had hij een open wond aan zijn kaak. De penitentiair inrichtingswerkers (p.i.w.-ers) die daar toen aanwezig waren, voerden toen klager bijkwam een discussie over de vraag of klagers wond al dan niet
gehecht diende te worden. Uiteindelijk gaf een p.i.w.-ster aan klager wat toiletpapier om de wond dicht te houden. Hij werd toen naar de afdeling gestuurd. Op de afdeling gaf het personeel te kennen dat de wond volgens hen gehecht diende te worden. Zij
hebben geprobeerd de voorportier te bereiken om de medische dienst te waarschuwen. Toen dat niet lukte heeft een personeelslid zelf zwaluwstaartjes gemaakt om de wond te dichten. Klager is overgeplaatst en in de andere inrichting had klager
kaakproblemen bij het eten. Hij is toen verwezen naar de kaakchirurg en die constateerde dat de kaak op twee plaatsen gebroken was. Klager is van mening dat het personeel in Westlinge direct een arts hadden moeten inschakelen. Klager is pas na zijn
overplaatsing verwezen naar een arts. In Westlinge heft het twaalf uur geduurd alvorens een verpleegkundige de wond heeft bekeken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt
– schriftelijk – als volgt toegelicht.
De directeur heeft de betreffende teamleiders gesproken. Er is van het voorval op 10 mei 2009 geen melding gemaakt. Indien er sprake is van letsel, wordt altijd een melding opgemaakt. De hoofdverpleegkundige van de medische dienst van de locatie heeft
aangegeven dat klager een kleine wond had opgelopen maar dat er verder bij hem niets is geconstateerd. De wond is maandag 11 mei 2009 direct behandeld. Er was geen reden om een arts in te schakelen.

3. De beoordeling
Het beklag is – zo verstaat de beroepscommissie – gericht tegen het niet (tijdig) toegang verlenen tot de inrichtingsarts voor medische verzorging. Nu de directeur een zorgplicht heeft om te bewerkstelligen dat een gedetineerde verzorging krijgt door
de
inrichtingsarts of diens vervanger, is het beklag gericht tegen niet nemen van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Daar staat beklag tegen open. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom in zoverre worden vernietigd
en
klager zal – voor zover in beroep aan de orde – alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

Uit de verklaring van de hoofdverpleegkundige van de medische dienst komt naar voren dat bij klager op 11 mei 2009 is vastgesteld dat er sprake was van letsel aan zijn kin. Dit wordt ondersteund door de medische gegevens zoals verstrekt door de
medische
dienst van de locatie Schutterwei te Alkmaar. Hieruit komt naar voren komt er bij klager op 2 juni 2009 sprake was van een herstellend littekentje op de kaak en van het feit dat bij klager door de kaakchirurg van het Medisch Centrum Alkmaar op 10 juni
2009 een breuk aan de kaak is geconstateerd. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt aannemelijk dat klager op 10 mei 2009 na binnenkomst in de inrichting is gevallen en daarbij letsel heeft opgelopen aan zijn kaak. Nu van dat
voorval geen melding is opgemaakt, noch de medische dienst direct is ingeschakeld, moet worden geoordeeld dat de directeur niet heeft voldaan aan zijn wettelijke zorgplicht. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 75,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 februari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven