nummer: 09/3000/GA en 09/3015/GA
betreft: [klager] datum: 22 februari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. van de Weerd, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een tweetal uitspraken van 21 oktober 2009 van de beklagcommissie bij de (toentertijd zo genoemde) locatie Dordtse Poorten te Dordrecht.
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2010, gehouden in de locatie Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. van de Weerd, en [...], unit-directeur bij de locatie Dordtse Poorten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens de weigering om deel te nemen aan de arbeid en
b. de beslissing om klager te plaatsen in een meerpersoonscel.
De beklagcommissie heeft beide klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager is ten gevolge van een auto-ongeluk arbeidsongeschikt. Hij is bij de intake in de locatie Dordtse Poorten niet onderzocht door de inrichtingsarts. Klager heeft hierover al langer problemen. Eerder is een medisch beroep, gericht tegen de
beslissing van de inrichtingsarts van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden om hem niet arbeidsongeschikt te verklaren, gegrond verklaard door de beroepscommissie. Momenteel neemt klager geen deel aan de arbeid maar staat hij op de
wachtlijst.
Klager wil graag onderzocht worden door de inrichtingsarts maar die wil klager niet onderzoeken. Hij krijgt wel pijnstillers verstrekt. Hij heeft veel medische problemen door een eerder ongeluk. Klager kan daardoor nauwelijks lopen. Klager vraagt zich
af of het redelijk is dat de directeur hem steeds weer verplicht om naar de arbeid te gaan terwijl hij die arbeid feitelijk niet kan verrichten.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager verbleef in de p.i. Haaglanden in een eenpersoonscel. Ook daar wilde men hem in een meerpersoonscel plaatsen en klager heeft het beklag daartegen gewonnen. Klager kan niet in een meerpersoonscel verblijven omdat hij dan in het bovenste bed zou
worden geplaatst. Dat is onmogelijk omdat klager een bijzonder matras heeft, die groter is dan het bed. Daarnaast wil klager, nu hij tengevolge van zijn medische problemen slecht slaapt, regelmatig uit bed gaan. Dat kan ook niet als hij in het bovenste
bed plaats zou moeten nemen. In dat geval zou hij de celgenoot steeds moeten storen. De celgenoot wilde, toen hij daarom werd gevraagd, niet van bed ruilen. Klager begrijpt dat wel omdat het onderste bed meer voordelen heeft. Klager kan overigens door
zijn medische problemen ook geen bed opmaken als hij in het bovenste bed zou moeten verblijven. Hij kan een van zijn armen niet gebruiken.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager is ten aanzien van de arbeidsgeschiktheid beoordeeld door de inrichtingsarts. Deze acht klager arbeidsgeschikt ten aanzien van licht zittend werk. Door de inrichting wordt hem dit soort werkzaamheden aangeboden. De arts wil zijn mening niet
herzien, omdat klager naar zijn mening geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren brengt die een nieuw geschiktheidsonderzoek zouden kunnen rechtvaardigen.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager is voorafgaand aan de beslissing om hem in een meerpersoonscel te plaatsen uitgebreid besproken in het daarvoor bestemde overleg. Bij klager is geen contra-indicatie voor een dergelijke plaatsing vastgesteld. Klager heeft vervolgens, toen hij
geplaatst moest worden in een meerpersoonscel, geweigerd om daaraan zijn medewerking te verlenen. Voor deze weigering is hij disciplinair gestraft.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
De beroepscommissie stelt vast dat klager door de inrichtingsarts geschikt is bevonden voor het verrichten van licht zittend werk. Aan klager is dergelijk werk aangeboden. Nu klager verplicht is tot het verrichten van arbeid en tevens geschikt is
bevonden voor de hem aangeboden werkzaamheden, kan de beslissing van de directeur om aan klager terzake van werkweigering de onderhavige disciplinaire straf op te leggen niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom in
zoverre ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie geeft de directeur nog het volgende in overweging. Klager heeft kennelijk lichamelijke problemen die het voor hem problematisch maken om op een ‘normale’ wijze te functioneren bij de arbeid. De beroepscommissie heeft eerder in haar
uitspraak van 7 november 2008, met kenmerk 08/1551/GM, overwogen dat nader onderzoek naar klagers arbeids(on)geschiktheid gewenst was. Het vorenstaande is aanleiding om (nogmaals) een maatwerkadvies te vragen aan – bij voorkeur – een arbeidsdeskundige
ten aanzien van klagers (on)mogelijkheden voor het verrichten van arbeid in de inrichting.
Ten aanzien van onderdeel b:
Nu aanwezigheid van een contra-indicatie voor het verblijf in een meerpersoonscel niet aannemelijk wordt geacht, kan hetgeen in beroep naar voren is gebracht – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan
die
van de beklagcommissie. Ook dit onderdeel van het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden ten aanzien van onderdeel a van het beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 februari 2010.
secretaris voorzitter