nummer: 09/2490/GA
betreft: [klager] datum: 18 februari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 24 augustus 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 januari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.J.A. Winnubst, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het h.v.b. Grave.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het verloop van de procedure van een urinecontrole op 24 januari 2009.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De procedure is niet goed verlopen. Er is weliswaar geen straf opgelegd, zodat er geen zakelijk belang is, maar klagers rechtvaardigheidsgevoel is aangetast. De handtekeningen komen niet overeen. Verwezen wordt naar de handtekeningen op het
beroepschrift alsook het beroepschrift gericht tegen klagers overplaatsing.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is navraag gedaan bij een personeelslid dat ook een handtekening heeft gezet. Op het Formulier Aanvraag Urinecontrole (formulier) was een kruisje gezet waar klager moest tekenen. Klager heeft op de verkeerde regel getekend en daarom zijn daarna
pijltjes gezet op het formulier. Verder wordt verwezen naar het standpunt zoals dat is ingenomen tegenover de beklagcommissie.
3. De beoordeling
De procedure van de urinecontrole is geregeld in artikel 3 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (nummer 726428/98/DJI, Stcrt. 128). Daarmee is de urinecontrole onderworpen aan een stelsel van waarborgen. Lid zeven van voormeld
artikel 3 luidt: “Zowel de gedetineerde als het personeelslid plaatsen een handtekening op het aanvraagformulier ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen.” Klager heeft steeds stellig ontkend een handtekening op het formulier te hebben
gezet. Vast staat dat op de plaats waar de gedetineerde moet tekenen in ieder geval niet de handtekening van klager staat. Volgens de directeur staat de handtekening van klager op de plaats waar het personeelslid dient te tekenen. Dat levert een gebrek
in de naleving van de procedure op. Aan een dergelijk gebrek zou nog wel voorbijgegaan kunnen worden, als er geen contra-indicaties zijn dat het inderdaad de handtekening van klager is die op de plaats waar het personeelslid moet tekenen staat.
Dergelijke contra-indicaties zijn er in het onderhavige geval wel. Vergelijking van de volgens de directeur door klager op het formulier geplaatste handtekening met andere zich bij de stukken bevindende handtekeningen van klager brengt de
beroepscommissie tot de slotsom dat niet buiten twijfel is dat al die handtekeningen afkomstig zijn van dezelfde persoon. De beroepscommissie zal het beroep en het beklag daarom gegrond verklaren. Zij acht geen termen aanwezig om aan klager een
tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 februari 2010
secretaris voorzitter